Geschreven door: Saskia Claassens-Hopstaken
Hoogbegaafde persoonskenmerken.
Er bestaat geen eenduidige definitie van hoogbegaafdheid. Bij Praktijk SAS werken we met het P.I.O. model waarin de persoonskenmerken worden beschreven die vaak verbonden worden aan hoogbegaafdheid en bijvoorbeeld beschreven worden in het zijnsluik en denkluik van Tessa Kieboom. Daarnaast komen de vijf Intenso talenten aan bod in het model. Vandaag richt ik mij op de persoonskenmerken.
Het zijn juist deze persoonskenmerken die het lastig maken om gedrag bij deze kinderen te veranderen met straffen en belonen. Allereerst wil ik verder ingaan op het principe straffen en belonen.
Gedragsbeïnvloeding door straffen.
In mijn jaren als specialist in hoogbegaafdheid en hooggevoeligheid heb ik kennis mogen maken met veel verschillende methoden die in het onderwijs worden ingezet om negatief gedrag om te zetten naar positief gedrag. Ik zal er een aantal noemen:
- Drie blokjes: ieder kind krijgt bij aanvang van de lesdag drie blokjes op zijn of haar tafel. Wanneer er sprake is van negatief gedrag in de ogen van de leerkracht, zal de leerkracht een blokje weghalen.
- De kleurenthermometer: er hangt een papieren grote thermometer in de klas verdeeld in de kleuren groen, geel, oranje en rood. Alle kinderen hebben een knijper met hun naam erop en die hangen in de gekleurde vakken. Bij negatief gedrag moet het kind zijn knijper naar beneden zetten. Bij positief gedrag mag het de knijper naar boven gaan zetten.
- Er hangt in de klas een grote lijst met de namen van de kinderen. Achter hun naam wordt een smiley geplakt. Dit kan zijn een rode boze smiley, een gele neutrale smiley of een groene blije smiley.
Bij al deze methodieken geldt dat deze zichtbaar zijn voor de gehele klas.
Natuurlijk wordt er ook gewerkt met beloningssystemen. Ook dit werkt vaak niet bij hoogbegaafde kinderen. De reden is simpel: ze doorzien het systeem. Vaak draaien ze het dan ook gewoon weer om. De ouder die probeert het kind iets te laten doen met een beloning in het vooruitzicht, hoort dan: “ik hoef die beloning niet dus ruim die vaatwasser vandaag maar zelf uit.” Of ze gaan onderhandelen over beloningen wanneer ze iets moeten doen. Uiteindelijk is een beloningssysteem een vorm van manipulatie en dat kan dus gemanipuleerd worden. 😉
Hulpmiddel of openbare schandpaal?
Al de genoemde strafsystemen vind ik persoonlijk een vorm van de openbare schandpaal en leren door schaamte. Ik vergelijk het namelijk altijd met hoe we met volwassenen omgaan. Stel je voor dat we dit soort systemen op de werkplek zouden invoeren. Functioneringsgesprekken worden niet langer privé gevoerd, maar in de gezamenlijke ruimtes waar iedere collega bij aanwezig is. In de kantine of koffiekamer komt een lijst te hangen met het functioneren van ieder teamlid. Iedereen kan zien wanneer jij goed of niet goed functioneert in de ogen van je leidinggevende. En dan heb ik het niet over targets halen of iets dergelijks, maar de interpretatie van jouw gedrag. Denk je eens in dat je in de koffiekamer je pauze aan het houden bent en dat de leidinggevende tegen je zegt: ga jij maar eens omhoog en zet jij je knijper maar naar beneden. Misschien is er wel een consequentie aan verbonden, zoals een salarisschaal zakken. En als je goed je best doet, kan je misschien weer omhoog. Inderdaad, dat klinkt voor ons ondenkbaar. Maar waarom zou het bij kinderen dan wel helpen?
Straf
Uit onderzoek is gebleken dat het effect van straf vaak niet het effect is dat beoogd wordt. Zo kan het de band schaden en blijkt er geen sprake van een intrinsieke verandering. Met andere woorden als de straf uit beeld is, is het gedrag er nog. Vergelijkbaar met bijvoorbeeld iemand die van het gaspedaal af gaat wanneer er een flitspaal staat om dan erna weer gas te geven. Zodra de mogelijkheid tot straf uit beeld is, is het gedrag weer terug. Je kunt je dus voorstellen wat er gebeurt wanneer de juf of meester uit het zicht zijn..
Gedrag als signaal van een behoefte.
Er wordt vaak gesproken over negatief en positief gedrag. Dit is dan vaak de interpretatie van de volwassene van gedrag dat een kind laat zien. Wij kijken in onze praktijk naar gedrag als een signaal van een onderliggende behoefte. Gedrag heeft ALTIJD een signaalfunctie namelijk. Er zit een behoefte en een emotie onder het gedrag.
Zo kan bijvoorbeeld een onderprikkeld of overprikkeld kind ineens geluidjes gaan maken of door de klas heen roepen. De onder- of overprikkeling op zintuiglijk of misschien wel intellectueel of emotioneel gebied zorgt ervoor dat het kind dit ineens doet. Het kind ervaart hier geen controle over. Het kind doet het dus niet om irritant te zijn of om de leerkracht te klieren. (Als dat laatste wel zo zou zijn, is er sprake van een andere onderliggende behoefte.)
Als dat onder- of overprikkeld kind vervolgens de knijper moet verhangen of een blokje kwijt is, heeft het geen idee waarom het gestraft wordt. Er is namelijk geen sprake geweest van een bewuste keuze om het gedrag in te zetten. Het kan er dan ook niet voor kiezen om ander gedrag in te zetten want het handelt uit onder- of overprikkeling. Het kind zal meer spanning gaan ervaren dan het al deed door de onderprikkeling en dit zal het gedrag verder doen toenemen. Hetzelfde geldt bij gedrag veroorzaakt door overprikkeling. Dit zal ik verderop verder uitleggen.
Hoogbegaafde persoonskenmerken
Er zijn een aantal persoonskenmerken die bij hoogbegaafdheid vaak gezien worden. Ik ga er een aantal benoemen en toelichten waarom juist deze persoonskenmerken in de weg zitten bij bovengenoemde systemen. Niet enkel zitten ze in de weg, vaak werken ze ook nog averechts. In plaats van het gewenste gedrag te gaan vertonen, neemt het “negatieve” gedrag toe omdat de spanning toeneemt.
Perfectionisme
Een perfectionistisch kind wil graag voldoen aan de norm die het voor zichzelf heeft gesteld. Wanneer het kind één blokje kwijtraakt door gedrag dat de leerkracht als negatief ervaart, is het niet langer mogelijk om aan die norm te voldoen, namelijk alle blokjes houden. Dit geeft spanning bij het kind en hierdoor vaak toename van gedrag. Eén blokje is voor dit kind hetzelfde als alle blokjes kwijtraken.
Rechtvaardigheid
Deze kinderen hebben een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel. Wanneer het in hun ogen niet eerlijk is dat ze een straf krijgen, neemt de spanning toe. Wanneer ze hier niet over in gesprek kunnen of mogen gaan, zal de interne spanning verder toenemen.
Autonoom
Autonomie is voor deze kinderen een belangrijk goed. Natuurlijk geldt ook voor hen dat autonomie binnen gestelde grenzen is. Maar wanneer er geen ruimte is voor autonomie door bijvoorbeeld inspraak in geldende afspraken, zal dit zorgen voor een toename van spanning.
Kritische instelling.
Kinderen met een kritische instelling kijken met die kritische blik naar zichzelf en naar de ander. Dat kan betekenen dat wanneer een juf of meester zelf iets doet wat niet mag, zoals schreeuwen, dat zij de leerkracht hierop aanspreken. Dat is dan geen brutaal gedrag, maar een uiting van de combinatie van bovenstaande kenmerken.
Gevoeligheid
Tot slot speelt de gevoeligheid een grote rol. Door de hoge gevoeligheid ervaren deze kinderen ook sneller een gevoel van onveiligheid. Door bijvoorbeeld het gevoel geen regie over jezelf te hebben, jezelf te schamen wanneer je voor de gehele klas je knijper naar beneden moet gaan verhangen, geen klik te voelen met je leerkracht, geen aansluiting te hebben met je klasgenoten en dergelijke, kan dit gevoel van onveiligheid toenemen en dus ook verhoogde spanning geven.
Brutaal of zeer gespannen?
Zoals je kunt zien wordt in al deze gevallen de spanning van het kind verhoogt. Wat gebeurt er bij sterk verhoogde spanning? Dan komt een persoon in een stressreactie terecht. Ik zal er vier beschrijven met bijbehorend gedrag dat kan worden waargenomen:
- Vechten: het kind komt in vecht-reactie terecht en zal gaan vechten voor zichzelf. Het wordt misschien brutaal, het gooit misschien wel iets om, het weigert om de knijper te verhangen of misschien gaat wel gemeen doen tegen een ander kind.
- Vluchten: het kind probeert de situatie te ontvluchten. Het wil naar de w.c. en blijft daar lange tijd, het kind krijgt buikpijn en wil naar huis, het kind kan niet uit de situatie en vlucht daarom in fantasie en gaat dromen en lijkt onbereikbaar.
- Pleasen: het kind komt in de pleasende reactie terecht en gaat keihard werken om de fout goed te maken. Op school zegt het “ja juf, nee juf” en schrijft bijvoorbeeld braaf de strafregels. Vaak wordt gezien dat deze kinderen dan thuis in de vecht-reactie terechtkomen omdat intern er spanning opgebouwd wordt, maar ze die pas durven/kunnen uiten waar ze zich veiliger voelen.
- Bevriezen: het kind bevriest in de situatie. Het ervaart een hopeloosheid en een gevoel van dit komt toch nooit meer goed. Deze kinderen keren dan vaak naar binnen en komen niet meer tot handelen, wat weer kan worden geïnterpreteerd als onverschilligheid of weigering te doen wat ze moeten doen. Nog meer negatief gedrag dus.
We zijn allemaal mens.
Dat betekent dat ook wij volwassenen in bovenstaande stressreacties terecht kunnen komen. Voor kinderen vergelijken wij het vaak met dieren. Dit wordt onder meer ook zo toegepast in de polyvagaal theorie. Wanneer je brein inschat dat je helemaal veilig bent, ben je net een puppy. Je staat open voor verbinding, je kunt reflecteren op je eigen gedrag en dat van de ander, je kunt je verplaatsen in de ander en je durft uitdagingen aan te gaan. Deze stand van je brein is nodig om te kunnen leren.
Wanneer je brein het idee van gevaar krijgt, verander je meer in een kat. Deze kat kan onder meer vechten, vluchten en pleasen. Zoals het spreekwoord gaat: een kat in het nauw maakt rare sprongen. In deze stand ben je minder in staat om verbinding te maken met anderen want je staat in zelfverdedigingsstand. Alle “puppy-vaardigheden” die eerder genoemd zijn, komen nu te vervallen. Vanuit deze positie interpreteer je gedrag van de ander anders. Je kijkt nu letterlijk met een andere bril dan in je puppy-stand. Zo kan het voelen alsof een kind expres probeert op jouw knoppen te drukken. Je denkt dan ook te weten wat de ander denkt en waarom het doet wat het doet. Dit komt omdat je brein je in de zelfverdediging-stand heeft gezet en je dus het idee hebt aangevallen te worden.
Wanneer je brein denkt dat er echt geen mogelijkheid tot winnen is, gaat het in schildpadstand. Dit lijkt op wat je een hert in gevaar ziet doen. Het houdt zich dood tot het gevaar geweken is. Ons systeem wordt dan ook platgelegd en er wordt een gevoel van hopeloosheid ervaren. Je hele lijf ervaart een hoge spanning, maar dit is dus niet zomaar aan de buitenkant te zien voor anderen. Je zult eerder lusteloos overkomen.
Onderprikkeling en overprikkeling op onder meer emotioneel, intellectueel, beeldend, zintuiglijk of psychomotorisch gebied kan allemaal leiden tot deze stressreacties. Wil je hier meer over weten, dan kan je een kijkje nemen op de pagina van de Intenso-methode.
Door te reageren op de uiting van de stress in plaats van de onderliggende behoefte, neemt de overprikkeling en daarmee dus ook het gedrag vaak toe.
Ben ik een puppy, kat of schildpad?
Wanneer we in een strijd terechtkomen met een kind, kunnen ook onze stressreacties getriggerd raken. Een juf of meester die een zeer pittige klas heeft met een grote ondersteuningsbehoefte, maar zelf te weinig ondersteuning heeft om aan die behoefte te voldoen, kan in deze reactie terechtkomen. Je wordt dan namelijk overvraagd. Een leerkracht of bijvoorbeeld een ouder in de vechtende kat-positie zal proberen controle te pakken door de machtsverhouding in te zetten. Je bent namelijk jezelf aan het verdedigen. Je kunt je voorstellen wat dit doet met het kind in diezelfde positie.
Voor je het weet zit je gevangen in een power-battle waar geen winnaars uit kunnen voortkomen. Reageren met autoriteit op een stressreactie vergroot de stressreactie. Eerst moet je terug in die puppy-stand om weer met elkaar in gesprek te kunnen.
Door in gesprek te kunnen gaan met elkaar over stressreacties kan er ook inzicht en begrip komen voor jezelf en voor elkaar en kan het dus echt helpend zijn om te onderzoeken wat helpt om te zakken in spanning. Dit kan je ook toepassen in je groep of klas. Wanneer overprikkeling en onderprikkeling onderdeel worden van het gesprek in de klas komt er ruimte voor een andere manier van communiceren over gedrag.
Grenzen versus straffen
Bedoel ik dan te zeggen dat deze kinderen geen grenzen nodig hebben? Of niet aan zullen kunnen? Absoluut niet. Grenzen zijn juist erg belangrijk voor ieder mens. We hebben allemaal kaders waarbinnen we kunnen en mogen bewegen. Hoe je dat dan kunt doen? Door kinderen logische consequenties van gedrag te laten ervaren bijvoorbeeld. Methodieken zoals Positive discipline, geweldloos verzet en geweldloze communicatie kunnen helpend zijn.
Het is belangrijk om met (deze) kinderen in gesprek te gaan en hen te helpen inzicht te krijgen in hun gedrag en in het effect van hun gedrag op de ander. Hierbij is aandacht voor de behoefte die onder het gedrag ligt essentieel. Zo kan er sprake zijn van in verbinding blijven, leren communiceren vanuit behoefte met elkaar, en grenzen stellen en handhaven. Door kinderen met hetzelfde respect als volwassenen te benaderen, kunnen zij leren hoe zij binnen gestelde grenzen kunnen bewegen, leren en ontwikkelen. En natuurlijk geldt dit voor alle kinderen, hoogbegaafd of niet,