Waarom sommige kinderen falen in de faalangsttraining.

Geschreven door Saskia Claassens-Hopstaken

Faalangstige kinderen.

In onze praktijk zien wij regelmatig kinderen die moeite hebben met fouten maken. Fouten maken kan op allerlei vlakken ervaren worden. Het kan gaan om fouten maken op toetsen, maar ook om fouten maken in sociaal contact. Het gaat kortom om een belemmering om uitdagingen aan te gaan, om te doen wat je spannend vindt.

Falen in de faalangsttraining.

De kinderen in onze praktijk hebben regelmatig al een vorm van faalangsttraining gehad, maar dit heeft niet geholpen. Sterker nog, het is vaak erger geworden. Ze zijn nog angstiger geworden om fouten te maken. Hoe kan dit? Dit heeft alles te maken met het tweede woord in ‘faal-angst’: angst. De hevigheid van die angst bepaalt of de technieken die gebruikt worden in faalangsttrainingen wel of niet werken.

Angst en je brein.

Ons brein speelt de hoofdrol bij onze reactie op angst. Om dit beter te begrijpen zal ik wat meer uitleg geven over het brein en angst.

Ons brein kun je verdelen in drie niveaus:

  • het Reptielenbrein
  • het Zoogdierenbrein
  • het Mensenbrein

Je kunt je hier een voorstelling van maken door van je hand een vuist te maken, met je vingers om je duim heen geslagen. (Zandvliet, 2018)

De pols en handpalm staan dan symbool voor het reptielenbrein. (hersenstam) Hier komt alle informatie uit je zintuigen binnen en wordt dan verzameld en verwerkt. Dit brein functioneert onbewust, snel en instinctief. Het vormt de basis van het zoogdieren- en mensenbrein.

Het topje van de duim staat voor het zoogdierenbrein. Dit kan je zien als het emotiecentrum. (Amygdala) Alle informatie die door het reptielenbrein is verzameld en verwerkt, wordt hier onderzocht op gevaar. Hiervoor wordt de informatie vergeleken met informatie die opgeslagen is in ons ‘onbewust’ geheugen. (Let op: onbewust)

De vingers staan dan symbool voor het mensenbrein. (neocortex) Hier word je je bewust van wat er gebeurt, wat je voelt en van het eventueel gevaar. In dit niveau zit je vermogen om te kunnen nadenken, plannen, dingen af te wegen en erover te praten. In dit brein zijn onze ‘bewuste’ herinneringen opgeslagen.

Stoplicht in je zoogdierenbrein.

Je emotiecentrum (zoogdierenbrein) werkt als een soort stoplicht. De binnengekomen informatie wordt gecheckt op gevaar en dan springt het stoplicht op:

Groen -> Het is rustig en veilig

Oranje -> Let op! Het is misschien onveilig

Rood -> Ik voel mij onveilig en mijn brein slaat alarm!

Stoplicht op groen, oranje of rood.

Wanneer je stoplicht op groen staat, ben je rustig en ontspannen. Je bent in je comfort-zone. Alle drie je breinen werken goed samen. Bij de vergelijking met de hand zie je de vingers (mensenbrein) dus aansluitend over de duim (zoogdierenbrein/emotiecentrum) heen geslagen. Het vormt één geheel.

Wanneer je stoplicht op oranje staat, ontstaat er stress en spanning. Je ademhaling versnelt, je hartslag verhoogt, je spierspanning neemt toe en je zintuigen worden alerter. Je lichaam maakt zich klaar voor actie. De stress die je ervaart, is te tolereren en te verdragen. Je kunt nog steeds nadenken en kiezen hoe je reageert. Je zit nu dus in je leer-zone. Je hebt immers een bepaald niveau van stress nodig om te kunnen presteren. (Dit is waarom je toch weer pas een avond van tevoren die presentatie af hebt gemaakt die je morgen moet geven.. Dit heeft te maken met het niveau van stress dat jij nodig hebt om te kunnen presteren.)

Wanneer je stoplicht op rood gaat, gaan je zintuigen op supersterk staan. Hierdoor kun je overgevoelig worden voor wat je ziet, hoort, ruikt, voelt en proeft. De ademhaling gaat nog sneller, je spierspanning neemt nog meer toe. Je stress wordt nu te hoog om te verdragen en daarom wordt het mensenbrein uitgeschakeld. Je reptielenbrein neemt het nu over. Ons brein kan exact hetzelfde reageren op een toets als op een leeuw in je gang. Het maakt geen onderscheid in gevaar in die zin. Rood is rood. Bij de vergelijking met de hand zijn nu de vingers naar boven geklapt en maken ze geen contact meer met de duim en pols.

Rood = denken uit!

Nu zie je waarom bij de kinderen met een te hoge spanning de technieken uit de faalangsttraining niet werken. Deze doen namelijk een beroep op je denken. (mensenbrein) Zo wordt er bijvoorbeeld gewerkt met de opdracht bij spanning om te denken zoals iemand die de spanning niet ervaart en uitdagingen aan durft te gaan. Maar het probleem is dat je in deze toestand niet KUNT nadenken. Je stoplicht staat immers op rood.

Wat er dan vaak gebeurt bij deze kinderen is dat hun gevoel van falen wordt vergroot. Zij falen immers in de faalangsttraining! Ze snappen wat er van hen wordt verwacht, maar ze snappen niet waarom het hen niet lukt. Dit verhoogt de spanning, waardoor hun stoplicht dus juist eerder op rood zal gaan springen. Je kunt je voorstellen wat dit met hun zelfbeeld doet..

Wat zie je bij een rood stoplicht?

Er zijn verschillende reacties mogelijk wanneer het reptielenbrein het overneemt. Ik zal hier vier reacties en bijbehorend gedrag beschrijven

Vecht-reactie:

  • kind is van streek, huilt en heeft een gespannen lichaam,
  • het kind liegt of beschuldigt anderen,
  • het kind kan zich niet concentreren en niet aan de regels houden,
  • het kind is respectloos en confronterend,
  • het kind is boos en agressief,
  • het kind probeert overal controle over te houden en alles te bepalen.

Vlucht-reactie:

  • het kind loopt weg, ontsnapt of verdwijnt,
  • het kind is hyperactief en hangt de clown uit,
  • het kind praat met een babystem, doet gek en maf,
  • het kind is gespannen en huilt,
  • het kind praat over iets anders, leidt de aandacht af,
  • het kind vermijdt taken, kan zich niet aan de regels houden.

Bevries-reactie:

  • het kind lijkt verveeld en ongeïnteresseerd,
  • het kind luistert niet of is afgeleid,
  • het kind staat stil of hangt rond,
  • het kind lijkt verward en vergeetachtig,
  • het kind heeft moeite om te focussen op wat je van hem vroeg,
  • het kind staart in de ruimte, dagdroomt.
  • het kind kan niet nadenken, reageert alleen met ja of nee.

Please-reactie:

  • het kind is op jou gericht,
  • het kind zorgt voor andere kinderen,
  • het kind probeert heel hard zijn best te doen,
  • het kind lijkt afhankelijk,
  • het kind lijkt geen grenzen te ervaren,
  • het kind lijkt geen eigen ik of identiteit te hebben. Ze lijken onzichtbaar.

Kalm brein

Om uitdagingen aan te gaan of om überhaupt te kunnen leren, heb je een kalm brein nodig. Het stoplicht dient op groen of oranje te staan. Bij de kinderen die in groen of oranje staan, kunnen de faalangstreductie trainingen een toegevoegde waarde hebben. Zij kunnen de technieken toepassen omdat ze nog bij hun mensenbrein kunnen. Bij de kinderen met een stoplicht op rood, kan dit juist averechts gaan werken. Het is belangrijk om hier goed alert op te zijn zodat kinderen niet overvraagd worden door de training.

Wat helpt niet?

Bij kinderen met een stoplicht op rood helpt het niet om;

  • het kind af te wijzen en weg te lopen bij het kind,
  • het kind te straffen,
  • het kind te negeren,
  • hard te praten of te schreeuwen,
  • het kind te wijzen op wat het niet mag doen,
  • het kind tegen te houden als het weg wil,
  • het op DIT moment op te willen lossen van de situatie,
  • veel taal gebruiken.

Bij geweldloos verzet noemen ze de laatstgenoemde ook wel: ‘het ijzer moet je smeden als het koud is’. Met een kind met een “rood” brein is niet te praten. Daarnaast is de kans groot dat ook jij als volwassene getriggerd raakt en ook jouw brein op rood zal gaan. Voor je het weet beland je dan in een machtsstrijd die voor niemand te winnen is en er alleen verliezers overblijven.

Wat helpt wel?

Wanneer je ziet dat een kind gedrag laat zien dat past bij een stoplicht dat op rood staat, is het belangrijk dat je je bewust wordt van je eigen stoplicht. Wanneer jij met een kalm brein het kind tegemoet treedt, kan het co-reguleren met je. Jouw rust, troost en begrip helpt het brein weer te kalmeren en uit de stressreactie te komen. Samen kan je op zoek gaan naar manieren om je brein te kalmeren. Hierbij kan je bijvoorbeeld denken aan bewegen zoals yoga en wandelen, ademhalingsoefeningen, tekenen, je hand op je buik leggen één cm. onder je navel en daarnaartoe proberen te ademen etc. (tip: polyvagaal theorie, Deb Dana)

Faalangst of angst

Bij het onderzoeken of kinderen gebaat zijn bij faalangsttraining is het van belang om te zien of het kind signalen van een “brein op rood” laat zien. Als dat laatste het geval is, zal het kind veel meer gebaat zijn bij leren hoe het brein werkt en hoe je een rood brein weer kalm kunt laten worden. Het is namelijk een voorwaarde dat je in groen of oranje zit om de faalangsttraining te kunnen uitvoeren. En soms is de faalangst al weg wanneer ze hun brein leren kalmeren, omdat het niet aangaan van de uitdaging enkel een stressreactie was en niet zozeer faalangst.

Trauma

Belangrijk om te weten is dat bij trauma de amygdala (het emotiecentrum of zoogdierenbrein) sterker kan reageren dan normaal. Het stoplicht gaat dan veel sneller op rood dan bij anderen. Dit kan veroorzaakt worden door zelf doorleefd trauma, maar kan ook worden veroorzaakt door intergenerationeel trauma. Zo kan een kind geboren worden met een te sterk werkende amygdala door trauma van de moeder of oma. Deze kinderen zijn vaak vanaf de geboorte heel alert en schrikachtig. Veel angst in de zwangerschap (bijvoorbeeld door eerdere miskramen) kan ook ervoor zorgen dat het kind angstig de wereld in komt. Daarom is het belangrijk om eerst goed te kijken of het kind een stressreactie laat zien wanneer er sprake is van “lastig (te lezen) gedrag”.

Jij bent niet je stressreactie.

Dit werkt vaak in de eerste plaats ontschuldigend. Kinderen met een stressreactie hebben al veel afwijzing te verwerken gekregen. Het gedrag dat past bij een rood stoplicht is namelijk vaak lastig (te begrijpen) voor de omgeving. Vaak zie je dat zeker bij gevoelige kinderen zij zichzelf niet begrijpen en zichzelf veroordelen om hun stressreactie. Hun zelfbeeld ontwikkelt zich door de stressreactie op een negatieve manier en dit werkt weer een sterkere stressreactie in de hand.

Door te begrijpen dat het veroorzaakt wordt door te hoge stress gaat het weg bij het zijn van het kind. Zo kan het zelfbeeld versterkt worden door te leren hoe je je brein kunt kalmeren. Jij BENT niet je stressreactie, maar je HEBT een stressreactie. Wanneer je inzicht hebt in jouw stressreactie en weet hoe je deze kunt reguleren, kan je iedere uitdaging aan!

Bronnen:

Hersenen en emoties in beeld (Zandvliet, 2018)

Window of Tolerance (Koster, 2015)

Polyvagaal theorie in therapie (Deb Dana, 2020)

Waarom straffen niet werkt bij hoogbegaafde kinderen.

Geschreven door: Saskia Claassens-Hopstaken

Hoogbegaafde persoonskenmerken.

Er bestaat geen eenduidige definitie van hoogbegaafdheid. Bij Praktijk SAS werken we met het P.I.O. model waarin de persoonskenmerken worden beschreven die vaak verbonden worden aan hoogbegaafdheid en bijvoorbeeld beschreven worden in het zijnsluik en denkluik van Tessa Kieboom. Daarnaast komen de vijf Intenso talenten aan bod in het model. Vandaag richt ik mij op de persoonskenmerken.

Het zijn juist deze persoonskenmerken die het lastig maken om gedrag bij deze kinderen te veranderen met straffen en belonen. Allereerst wil ik verder ingaan op het principe straffen en belonen.

Gedragsbeïnvloeding door straffen.

In mijn jaren als specialist in hoogbegaafdheid en hooggevoeligheid heb ik kennis mogen maken met veel verschillende methoden die in het onderwijs worden ingezet om negatief gedrag om te zetten naar positief gedrag. Ik zal er een aantal noemen:

  • Drie blokjes: ieder kind krijgt bij aanvang van de lesdag drie blokjes op zijn of haar tafel. Wanneer er sprake is van negatief gedrag in de ogen van de leerkracht, zal de leerkracht een blokje weghalen.
  • De kleurenthermometer: er hangt een papieren grote thermometer in de klas verdeeld in de kleuren groen, geel, oranje en rood. Alle kinderen hebben een knijper met hun naam erop en die hangen in de gekleurde vakken. Bij negatief gedrag moet het kind zijn knijper naar beneden zetten. Bij positief gedrag mag het de knijper naar boven gaan zetten.
  • Er hangt in de klas een grote lijst met de namen van de kinderen. Achter hun naam wordt een smiley geplakt. Dit kan zijn een rode boze smiley, een gele neutrale smiley of een groene blije smiley.

Bij al deze methodieken geldt dat deze zichtbaar zijn voor de gehele klas.

Natuurlijk wordt er ook gewerkt met beloningssystemen. Ook dit werkt vaak niet bij hoogbegaafde kinderen. De reden is simpel: ze doorzien het systeem. Vaak draaien ze het dan ook gewoon weer om. De ouder die probeert het kind iets te laten doen met een beloning in het vooruitzicht, hoort dan: “ik hoef die beloning niet dus ruim die vaatwasser vandaag maar zelf uit.” Of ze gaan onderhandelen over beloningen wanneer ze iets moeten doen. Uiteindelijk is een beloningssysteem een vorm van manipulatie en dat kan dus gemanipuleerd worden. 😉

Hulpmiddel of openbare schandpaal?

Al de genoemde strafsystemen vind ik persoonlijk een vorm van de openbare schandpaal en leren door schaamte. Ik vergelijk het namelijk altijd met hoe we met volwassenen omgaan. Stel je voor dat we dit soort systemen op de werkplek zouden invoeren. Functioneringsgesprekken worden niet langer privé gevoerd, maar in de gezamenlijke ruimtes waar iedere collega bij aanwezig is. In de kantine of koffiekamer komt een lijst te hangen met het functioneren van ieder teamlid. Iedereen kan zien wanneer jij goed of niet goed functioneert in de ogen van je leidinggevende. En dan heb ik het niet over targets halen of iets dergelijks, maar de interpretatie van jouw gedrag. Denk je eens in dat je in de koffiekamer je pauze aan het houden bent en dat de leidinggevende tegen je zegt: ga jij maar eens omhoog en zet jij je knijper maar naar beneden. Misschien is er wel een consequentie aan verbonden, zoals een salarisschaal zakken. En als je goed je best doet, kan je misschien weer omhoog. Inderdaad, dat klinkt voor ons ondenkbaar. Maar waarom zou het bij kinderen dan wel helpen?

Straf

Uit onderzoek is gebleken dat het effect van straf vaak niet het effect is dat beoogd wordt. Zo kan het de band schaden en blijkt er geen sprake van een intrinsieke verandering. Met andere woorden als de straf uit beeld is, is het gedrag er nog. Vergelijkbaar met bijvoorbeeld iemand die van het gaspedaal af gaat wanneer er een flitspaal staat om dan erna weer gas te geven. Zodra de mogelijkheid tot straf uit beeld is, is het gedrag weer terug. Je kunt je dus voorstellen wat er gebeurt wanneer de juf of meester uit het zicht zijn..

Gedrag als signaal van een behoefte.

Er wordt vaak gesproken over negatief en positief gedrag. Dit is dan vaak de interpretatie van de volwassene van gedrag dat een kind laat zien. Wij kijken in onze praktijk naar gedrag als een signaal van een onderliggende behoefte. Gedrag heeft ALTIJD een signaalfunctie namelijk. Er zit een behoefte en een emotie onder het gedrag.

Zo kan bijvoorbeeld een onderprikkeld of overprikkeld kind ineens geluidjes gaan maken of door de klas heen roepen. De onder- of overprikkeling op zintuiglijk of misschien wel intellectueel of emotioneel gebied zorgt ervoor dat het kind dit ineens doet. Het kind ervaart hier geen controle over. Het kind doet het dus niet om irritant te zijn of om de leerkracht te klieren. (Als dat laatste wel zo zou zijn, is er sprake van een andere onderliggende behoefte.)

Als dat onder- of overprikkeld kind vervolgens de knijper moet verhangen of een blokje kwijt is, heeft het geen idee waarom het gestraft wordt. Er is namelijk geen sprake geweest van een bewuste keuze om het gedrag in te zetten. Het kan er dan ook niet voor kiezen om ander gedrag in te zetten want het handelt uit onder- of overprikkeling. Het kind zal meer spanning gaan ervaren dan het al deed door de onderprikkeling en dit zal het gedrag verder doen toenemen. Hetzelfde geldt bij gedrag veroorzaakt door overprikkeling. Dit zal ik verderop verder uitleggen.

Hoogbegaafde persoonskenmerken

Er zijn een aantal persoonskenmerken die bij hoogbegaafdheid vaak gezien worden. Ik ga er een aantal benoemen en toelichten waarom juist deze persoonskenmerken in de weg zitten bij bovengenoemde systemen. Niet enkel zitten ze in de weg, vaak werken ze ook nog averechts. In plaats van het gewenste gedrag te gaan vertonen, neemt het “negatieve” gedrag toe omdat de spanning toeneemt.

Perfectionisme

Een perfectionistisch kind wil graag voldoen aan de norm die het voor zichzelf heeft gesteld. Wanneer het kind één blokje kwijtraakt door gedrag dat de leerkracht als negatief ervaart, is het niet langer mogelijk om aan die norm te voldoen, namelijk alle blokjes houden. Dit geeft spanning bij het kind en hierdoor vaak toename van gedrag. Eén blokje is voor dit kind hetzelfde als alle blokjes kwijtraken.

Rechtvaardigheid

Deze kinderen hebben een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel. Wanneer het in hun ogen niet eerlijk is dat ze een straf krijgen, neemt de spanning toe. Wanneer ze hier niet over in gesprek kunnen of mogen gaan, zal de interne spanning verder toenemen.

Autonoom

Autonomie is voor deze kinderen een belangrijk goed. Natuurlijk geldt ook voor hen dat autonomie binnen gestelde grenzen is. Maar wanneer er geen ruimte is voor autonomie door bijvoorbeeld inspraak in geldende afspraken, zal dit zorgen voor een toename van spanning.

Kritische instelling.

Kinderen met een kritische instelling kijken met die kritische blik naar zichzelf en naar de ander. Dat kan betekenen dat wanneer een juf of meester zelf iets doet wat niet mag, zoals schreeuwen, dat zij de leerkracht hierop aanspreken. Dat is dan geen brutaal gedrag, maar een uiting van de combinatie van bovenstaande kenmerken.

Gevoeligheid

Tot slot speelt de gevoeligheid een grote rol. Door de hoge gevoeligheid ervaren deze kinderen ook sneller een gevoel van onveiligheid. Door bijvoorbeeld het gevoel geen regie over jezelf te hebben, jezelf te schamen wanneer je voor de gehele klas je knijper naar beneden moet gaan verhangen, geen klik te voelen met je leerkracht, geen aansluiting te hebben met je klasgenoten en dergelijke, kan dit gevoel van onveiligheid toenemen en dus ook verhoogde spanning geven.

Brutaal of zeer gespannen?

Zoals je kunt zien wordt in al deze gevallen de spanning van het kind verhoogt. Wat gebeurt er bij sterk verhoogde spanning? Dan komt een persoon in een stressreactie terecht. Ik zal er vier beschrijven met bijbehorend gedrag dat kan worden waargenomen:

  • Vechten: het kind komt in vecht-reactie terecht en zal gaan vechten voor zichzelf. Het wordt misschien brutaal, het gooit misschien wel iets om, het weigert om de knijper te verhangen of misschien gaat wel gemeen doen tegen een ander kind.
  • Vluchten: het kind probeert de situatie te ontvluchten. Het wil naar de w.c. en blijft daar lange tijd, het kind krijgt buikpijn en wil naar huis, het kind kan niet uit de situatie en vlucht daarom in fantasie en gaat dromen en lijkt onbereikbaar.
  • Pleasen: het kind komt in de pleasende reactie terecht en gaat keihard werken om de fout goed te maken. Op school zegt het “ja juf, nee juf” en schrijft bijvoorbeeld braaf de strafregels. Vaak wordt gezien dat deze kinderen dan thuis in de vecht-reactie terechtkomen omdat intern er spanning opgebouwd wordt, maar ze die pas durven/kunnen uiten waar ze zich veiliger voelen.
  • Bevriezen: het kind bevriest in de situatie. Het ervaart een hopeloosheid en een gevoel van dit komt toch nooit meer goed. Deze kinderen keren dan vaak naar binnen en komen niet meer tot handelen, wat weer kan worden geïnterpreteerd als onverschilligheid of weigering te doen wat ze moeten doen. Nog meer negatief gedrag dus.

We zijn allemaal mens.

Dat betekent dat ook wij volwassenen in bovenstaande stressreacties terecht kunnen komen. Voor kinderen vergelijken wij het vaak met dieren. Dit wordt onder meer ook zo toegepast in de polyvagaal theorie. Wanneer je brein inschat dat je helemaal veilig bent, ben je net een puppy. Je staat open voor verbinding, je kunt reflecteren op je eigen gedrag en dat van de ander, je kunt je verplaatsen in de ander en je durft uitdagingen aan te gaan. Deze stand van je brein is nodig om te kunnen leren.

Wanneer je brein het idee van gevaar krijgt, verander je meer in een kat. Deze kat kan onder meer vechten, vluchten en pleasen. Zoals het spreekwoord gaat: een kat in het nauw maakt rare sprongen. In deze stand ben je minder in staat om verbinding te maken met anderen want je staat in zelfverdedigingsstand. Alle “puppy-vaardigheden” die eerder genoemd zijn, komen nu te vervallen. Vanuit deze positie interpreteer je gedrag van de ander anders. Je kijkt nu letterlijk met een andere bril dan in je puppy-stand. Zo kan het voelen alsof een kind expres probeert op jouw knoppen te drukken. Je denkt dan ook te weten wat de ander denkt en waarom het doet wat het doet. Dit komt omdat je brein je in de zelfverdediging-stand heeft gezet en je dus het idee hebt aangevallen te worden.

Wanneer je brein denkt dat er echt geen mogelijkheid tot winnen is, gaat het in schildpadstand. Dit lijkt op wat je een hert in gevaar ziet doen. Het houdt zich dood tot het gevaar geweken is. Ons systeem wordt dan ook platgelegd en er wordt een gevoel van hopeloosheid ervaren. Je hele lijf ervaart een hoge spanning, maar dit is dus niet zomaar aan de buitenkant te zien voor anderen. Je zult eerder lusteloos overkomen.

Onderprikkeling en overprikkeling op onder meer emotioneel, intellectueel, beeldend, zintuiglijk of psychomotorisch gebied kan allemaal leiden tot deze stressreacties. Wil je hier meer over weten, dan kan je een kijkje nemen op de pagina van de Intenso-methode.

Door te reageren op de uiting van de stress in plaats van de onderliggende behoefte, neemt de overprikkeling en daarmee dus ook het gedrag vaak toe.

Ben ik een puppy, kat of schildpad?

Wanneer we in een strijd terechtkomen met een kind, kunnen ook onze stressreacties getriggerd raken. Een juf of meester die een zeer pittige klas heeft met een grote ondersteuningsbehoefte, maar zelf te weinig ondersteuning heeft om aan die behoefte te voldoen, kan in deze reactie terechtkomen. Je wordt dan namelijk overvraagd. Een leerkracht of bijvoorbeeld een ouder in de vechtende kat-positie zal proberen controle te pakken door de machtsverhouding in te zetten. Je bent namelijk jezelf aan het verdedigen. Je kunt je voorstellen wat dit doet met het kind in diezelfde positie.

Voor je het weet zit je gevangen in een power-battle waar geen winnaars uit kunnen voortkomen. Reageren met autoriteit op een stressreactie vergroot de stressreactie. Eerst moet je terug in die puppy-stand om weer met elkaar in gesprek te kunnen.

Door in gesprek te kunnen gaan met elkaar over stressreacties kan er ook inzicht en begrip komen voor jezelf en voor elkaar en kan het dus echt helpend zijn om te onderzoeken wat helpt om te zakken in spanning. Dit kan je ook toepassen in je groep of klas. Wanneer overprikkeling en onderprikkeling onderdeel worden van het gesprek in de klas komt er ruimte voor een andere manier van communiceren over gedrag.

Grenzen versus straffen

Bedoel ik dan te zeggen dat deze kinderen geen grenzen nodig hebben? Of niet aan zullen kunnen? Absoluut niet. Grenzen zijn juist erg belangrijk voor ieder mens. We hebben allemaal kaders waarbinnen we kunnen en mogen bewegen. Hoe je dat dan kunt doen? Door kinderen logische consequenties van gedrag te laten ervaren bijvoorbeeld. Methodieken zoals Positive discipline, geweldloos verzet en geweldloze communicatie kunnen helpend zijn.

Het is belangrijk om met (deze) kinderen in gesprek te gaan en hen te helpen inzicht te krijgen in hun gedrag en in het effect van hun gedrag op de ander. Hierbij is aandacht voor de behoefte die onder het gedrag ligt essentieel. Zo kan er sprake zijn van in verbinding blijven, leren communiceren vanuit behoefte met elkaar, en grenzen stellen en handhaven. Door kinderen met hetzelfde respect als volwassenen te benaderen, kunnen zij leren hoe zij binnen gestelde grenzen kunnen bewegen, leren en ontwikkelen. En natuurlijk geldt dit voor alle kinderen, hoogbegaafd of niet,

Potentie in Ontwikkeling

Geschreven door: Saskia Claassens-Hopstaken

Ontwikkelingspotentieel

In onze praktijk ervaarden wij een worsteling met hoe wij kijken naar hoogbegaafdheid en de bijkomende hulpvragen in onze praktijk, en hoe we in de maatschappij zien dat er naar hoogbegaafdheid wordt gekeken. Wij zien hoogbegaafdheid als een concept waarbij een verzameling van kenmerken van een persoon kunnen zorgen voor een bepaalde potentie in hun ontwikkeling. Hiermee bedoelen we niet zozeer de ontwikkeling tot een succesvol academicus of geslaagd zakenman of -vrouw, maar de potentie tot het ontwikkelen van je eigen persoonlijkheid, je eigen echte authentieke ik. Dat ontwikkelingspotentieel is dan ook iets wezenlijk anders dan bijvoorbeeld enkel een hoge score op een IQ-test. Wij (Saskia Claassens en Christel Raats) zijn gaan brainstormen hoe wij onze visie hierop zouden kunnen vangen in een praktisch toepasbaar model.

Dit is het P.I.O. (Potentie in Ontwikkeling) model geworden.

Persoonskenmerken ontwikkelingspotentieel

Onderdeel van het P.I.O.-model Claassens/Raats (2022)

Het P.I.O.-model bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is de verzameling persoonskenmerken die voorkomen bij een groot ontwikkelingspotentieel. Hierbij hebben we verschillende theorieën zoals die van prof. Dabrowski en prof. Tessa Kieboom naast elkaar gelegd. Die hebben we vergeleken met onze jarenlange ervaring in het werken met deze doelgroep. Zo zijn we gekomen tot bovenstaande verzameling van persoonskenmerken bij een groot ontwikkelingspotentieel.

Talenten

De vijf talenten uit de Intenso-methode zie je in het model staan bij de persoonskenmerken. Deze talenten zijn gebaseerd op de overexcitabilities. Dit zijn gebieden waarop je extra gevoelig bent voor prikkels en extra intens op prikkels reageert. Deze talenten kunnen zorgen voor allerlei uitdagingen, bijvoorbeeld in het leren kanaliseren van deze talenten. Overprikkeling en onderprikkeling kunnen spanning veroorzaken en hierdoor kan allerlei gedrag tevoorschijn komen. De talenten kunnen in positieve zin je leven intens verrijken wanneer je weet hoe je ermee om kunt gaan en hoe je ze kunt kanaliseren.

Kenmerken hoogbegaafdheid

De vijf persoonskenmerken perfectionisme, gevoeligheid, kritische instelling, autonomie en rechtvaardigheid worden vaak genoemd als kenmerken van een persoon bij het concept hoogbegaafdheid. Deze kenmerken kunnen net als de talenten zorgen voor uitdagingen en intern en extern conflict. (conflict met jezelf en conflict met je omgeving) De kenmerken kunnen sterk in je voordeel werken wanneer je weet hoe je ze positief kunt inzetten.

Werkmodel Potentie in Ontwikkeling

Werkmodel Potentie in Ontwikkeling Claassens/Raats (2022)

Zo komen we bij het tweede onderdeel, namelijk het werkmodel van Potentie in Ontwikkeling. Dit model is ontstaan door kennis over bestaande wetenschappelijke theorieën, waarbij met name de positieve desintegratie theorie van prof. Dabrowksi is gebruikt, te koppelen aan de ervaringen uit de werkpraktijk. Het model is op meerdere manieren inzetbaar. Het is te gebruiken als ondersteuning bij signalering en diagnostiek. Het is te gebruiken als instrument voor psycho-educatie. Tot slot is het te gebruiken als onderdeel van je handelingsplan.

Ik

Het model begint met in het midden de cirkel met ‘ik’. Hier staat de persoon centraal. In dit geval het kind dat met een hulpvraag zit en dat wordt aangemeld bij onze praktijk. Begeleiding begint bij ons nooit met (koud) onderzoek, maar altijd met verbinding maken. Wie is dit kind? Wat vindt het belangrijk? Hoe kan ik verbinding maken met dit kind en het echt zien en horen?

Persoonskenmerken

Daarna ga je de ring die eromheen zit vullen. Welke persoonskenmerken zijn aanwezig bij dit kind? Wat betekenen die kenmerken voor dit kind in de praktijk van zijn leven? Hoe zit het met de talenten? Is er sprake van de aanwezigheid van één of meerdere van de talenten? Wat betekent dit voor het kind? Ervaart het dit als kans of als belemmering of misschien zelfs een probleem? Is er sprake van overprikkeling en/of onderprikkeling van één of meer van deze talenten? Is er sprake van een conflict tussen het kind en zijn persoonskenmerken? (rode pijl) Of werken de persoonskenmerken bevorderend voor het kind? (Groene pijl)

Systeem

Daarna komen we bij de ring van het systeem. Om het kind heen zit een systeem. In onze praktijk wordt om die reden altijd systemisch gewerkt. Het kind is onderdeel van meerdere systemen. Zo zijn er bijvoorbeeld het gezin, de school, de vriendengroep, de sportclub, de maatschappij etc. In deze ring ga je met het kind onderzoeken hoe het die systemen ervaart. Is er sprake van conflict met onderdelen van het systeem? Dit kan zijn thuis of bijvoorbeeld op school. Belangrijk hierbij is om voorbij gedrag te kijken. Gedrag thuis kan gelijk staan aan een conflict met het systeem school bijvoorbeeld. Dit kan voor onbegrip en miscommunicatie tussen ouders en school zorgen. Zo ontstaat inzicht in aanwezige conflicten (rode pijl) en afwezige conflicten. (groene pijl)

Aangepast gedrag

Nu is er in kaart gebracht waar het kind conflicten ervaart, zowel intern als extern. Eerder werd al het gedrag benoemd. In het model zie je bij conflicten met de persoonskenmerken en het systeem twee opties staan van gedrag dat zichtbaar kan zijn van een kind dat hiermee worstelt. Links staat het negatief aangepast gedrag. Dit is het kind dat aanschopt tegen de normen. (externaliserend gedrag) Rechts staat het sociaal aangepast gedrag. Dit is het kind dat bijvoorbeeld in de klas de perfecte leerling probeert te zijn. (internaliserend gedrag) Thuis houdt het dit echter niet altijd vol en kan het weer de andere kant opgaan. Bij zowel negatief als positief aangepast gedrag is er sprake van een laag welbevinden. Het kind kan namelijk met al zijn talenten en kwaliteiten in beide gevallen niet zichzelf zijn.

Van gedrag naar behoefte

Door te werken met het model kun je voorbij het gedrag gaan kijken en komt er inzicht in de onderliggende behoefte van het kind. Deze behoefte is boven alles de behoefte aan ontwikkeling van zichzelf als authentiek en uniek mens. Door jezelf volledig aan te passen aan wat anderen willen dat je bent, verlies je jezelf. Door tegen alles aan te schoppen zodat niemand jou meer écht ziet, maar alleen nog je gedrag, verlies je jezelf. Je bent niet aan het ontwikkelen, maar enkel aan het overleven.

Probleemgedrag of stressreactie?

Hierdoor wordt vaak één of meer van de stressreacties fight, flight, freeze of fawn gezien. Fawn (people pleasen, doorslaand perfectionisme, piekeren, geen grenzen aan kunnen geven) wordt vaak gezien bij de positief aangepaste kinderen. Maar bijvoorbeeld ook bij positief aangepaste ouders. De fight en flight reactie zien we vaak bij de negatief aangepaste kinderen. Dit is waarom bijvoorbeeld vanuit autoriteit reageren op dit gedrag averechts werkt. Er wordt meer stress en dus onveiligheid ervaren en daardoor neemt de stressreactie alleen maar toe.

Authentieke ik

Volgens de theorie van prof. Dabrowski gaan zowel de onderkant van het model als de bovenkant met elkaar hand in hand. Daarom is gekozen voor cirkels. Inherent aan het hebben van deze talenten en persoonskenmerken, zijn worstelingen. Met jezelf en met je omgeving. Met je omgeving omdat deze vaak anders denkt, voelt en ervaart dan jij. Dit kan eenzaam voelen en geeft een intens gevoel van ‘anders zijn’. De worstelingen met jezelf zijn kenmerkend voor het hebben van een groot ontwikkelingspotentieel. Dit wordt ook wel positieve desintegratie genoemd. Op momenten dat je volledig uit elkaar valt (desintegratie) doordat je hevig worstelt met wie je bent en wie je wilt zijn, ontstaat er ruimte tot groei. (positief) Zo kun je groeien naar je authentieke ik. Kenmerken van stress zijn dus niet zomaar problemen, maar signalen van een potentiële kans tot groei!

Positief onaangepast

Vaak wordt in onze maatschappij van kinderen positieve aangepastheid verwacht. Wij bepalen de waarden en normen waarbinnen zij moeten functioneren. Autonomie is nog maar zeer beperkt aanwezig, terwijl de behoefte aan autonomie bij deze kinderen zo groot is. Sterker nog, de factor autonomie zal steeds verder groeien en de ontwikkeling van het kind verder vooruit stuwen.

Het streven van een persoon met de persoonskenmerken van een groot ontwikkelingspotentieel is positieve onaangepastheid. Je kunt dan met respect voor anderen je eigen pad gaan lopen. Ook al is dit anders dan het pad van anderen of het pad dat van je verwacht wordt of werd door je omgeving. Zo ontstaat vrijheid. Vrijheid om te zijn wie je bent. Vrijheid om je potentie te ontwikkelen. Deze ontwikkeling duurt een leven lang. Telkens zul je op nieuwe momenten in het leven die worsteling weer door kunnen maken, maar iedere worsteling brengt je telkens weer een beetje dichterbij je authentieke ik.

Begeleiding

In begeleiding van kinderen met een groot ontwikkelingspotentieel is het belangrijk dat zij leren waar hun talenten en kwaliteiten liggen. Het zelfbeeld is niet zelden zwak bij deze kinderen door het intense gevoel van anders en daardoor het gevoel niet goed genoeg zijn. Door hen te helpen zichzelf te leren kennen en hen handvatten aan te reiken hoe zij hun talenten in hun voordeel kunnen inzetten, kan het zelfbeeld meer positief en realistisch worden. Door samen te werken met het systeem en het systeem te ondersteunen bij bijvoorbeeld het opvoeden en lesgeven van deze kinderen, kunnen ook zij hier een positieve rol in spelen. Zo ontstaat er verbinding voor het kind. Oprechte verbinding met zichzelf en verbinding met zijn systeem. Dit is waar wij in de praktijk met gezinnen en scholen aan werken.

Wil je meer informatie, neem dan een kijkje op de website.

Het model of deze tekst mag enkel gedeeld worden met bronvermelding.

Practise what you preach

Ken je dat? Dat je aan anderen aan het uitleggen bent wat hen zou kunnen helpen, maar dat je plotseling beseft dat je zelf precies het tegenovergestelde aan het doen bent? Dat aha-moment kwam bij mij ineens voorbij. Ik besefte dat ik een gebrek aan uitdaging ervoer waardoor ik mijn happy gevoel aan het verliezen was en bore-out-achtige klachten begon te ervaren.

Hoogbegaafd en uitdaging

De meeste mensen hebben al wel eens gehoord dat het voor hoogbegaafden belangrijk is om voldoende uitdaging te hebben om zich gelukkig en lekker in hun vel te kunnen voelen. Vaak is dit onderdeel van de begeleiding van een (hoog)begaafd kind.

Wat gebeurt er regelmatig op school? Een kind is telkens snel klaar met de werkjes en krijgt dan extra werk. Dit extra werk mag wel pas gemaakt worden wanneer het “gewone” werk af is. Gevolg: het kind krijgt meer werk dan de andere kinderen en het wordt hier niet per definitie gelukkiger van. Gevolgen voor kinderen hiervan kunnen zijn:

  • Het kind ervaart stress omdat het zoveel werk moet doen. Het laat dit misschien niet op school zien, maar thuis zien ouders een boos of verdrietig kind na school of een kind dat in de ochtend buikpijn en hoofdpijn heeft en niet naar school wil.
  • Het kind raffelt het “gewone” werk af omdat het graag het extra werk wil doen. Dan wordt ingezet op het “gewone” werk eerst goed maken en wordt het extra werk als beloning ingezet.
  • Het kind vindt het oneerlijk dat het meer moet doen dan de andere kinderen en weigert het extra werk te doen.
  • Het kind ziet dat de andere kinderen veel minder moeten doen en bedenkt om dan maar langzamer te gaan werken zodat het lijkt dat het kind onderwijs krijgt dat passend is bij de leerbehoefte.

Niet extra maar passend werk

Vaak wordt de denkfout gemaakt dat er sprake is van extra werk. Het woord extra geeft echter een verkeerde lading aan het werk. Het gaat hierbij om passend werk. Passend bij de leerbehoefte van het kind. Het is dus zeker geen extra werk, maar gewoon het werk dat voor dit kind nodig is om tot leren te kunnen komen. Zo wordt het niet langer kijken naar hoe extra werk kan worden ingezet, maar hoe kan worden gekomen tot een passend leeraanbod voor dit kind.

Niet verrijken en verdiepen zonder compacten

De eerste stap in het zoeken naar het passend leeraanbod voor een kind dat de reguliere stof sneller tot zich neemt dan het gemiddelde kind waar de lesstof op is afgesteld, is onderzoeken waar de lesstof kan worden ingedikt. Een zeer vaak gehoord woord bij hoogbegaafde of intellectueel talentvolle kinderen is het woord SAAI!

Saai kan veel dingen betekenen zoals te moeilijk of te veel van hetzelfde. Dat laatste komt door het vele herhalen en inoefenen dat onderdeel is van de methodes. Door de lesstof in te dikken en voor deze kinderen onnodige herhaling eruit te halen kan de saaiheid worden verminderd.

Er zijn verschillende manieren om te compacten zoals bijvoorbeeld voorafgaand aan een blok de bloktoets af te nemen bij een kind. Zo kan er gekeken worden wat het kind al beheerst en kan er geschrapt worden in de lesstof. Via deze link https://talentstimuleren.nl/onderwijs/primair-onderwijs/differentieren/compacten is er per methode te vinden hoe er gecompact kan worden.

Taxonomie van Bloom

Wanneer de lesstof dan is ingedikt, ontstaat er ruimte voor verrijking en verdieping voor het kind. We gaan nu dus lesstof toevoegen om te kunnen komen tot een passend aanbod bij de leerbehoefte van dit kind. Wat is hier nu belangrijk bij? Nog vaak worden er projecten ingezet waarbij een kind over een onderwerp dingen moet opzoeken, dit moet verwerken in een werkstuk en tot slot het moet presenteren voor de klas. Dit doet echter alleen een beroep op de lagere denkorde.

Bloom heeft een onderscheid gemaakt tussen lagere denkorde opdrachten en hogere denkorde opdrachten. Lagere denkorde opdrachten doen een beroep op begrijpen, onthouden en toepassen van stof. Hogere denkorde opdrachten doen een beroep op analyseren, evalueren en creëren. Hierbij moet je dus echt gaan denken. Dit laatste is wat een intellectueel talentvol kind ervaart als de prikkeling die voldoening geeft aan die intense leerhonger. Bij het eerder genoemd project wordt er enkel een beroep gedaan op de lagere denkorde en dit is dus niet voldoende uitdagend.

Andere talenten gaan meedoen

Wanneer je niet toekomt aan voldoende prikkeling van je intellectuele talent, gaan de andere talenten vaak meedoen met het onprettige gevoel. Je kunt bijvoorbeeld meer last krijgen van het zintuiglijk talent en meer last ervaren van allerlei prikkels. Je kunt ineens minder goed bepaalde kleding of geluid verdragen bijvoorbeeld. Ook het psychomotorisch talent kan mee gaan doen bij deze onderprikkeling. Je kunt ineens veel meer innerlijke onrust ervaren, meer moeite hebben met je impulsiviteit bedwingen of hyperactief worden. Het beeldend talent kan meedoen als reactie op de onderprikkeling door je veel te laten dagdromen. Je lijkt minder goed geconcentreerd en “gaat uitzonen”. Als laatste komt vaak ook het emotioneel talent meedoen met de pret. Je gaat meer extremen in emoties ervaren. Je zit niet lekker in je vel.

Zoals je ziet kun je dus op allerlei gebieden last hebben van de intellectuele onderprikkeling. Vaak zorgt dit ervoor dat het kind allerlei andere hulp aangereikt krijgt, omdat er niet gezien wordt dat het om intellectuele onderprikkeling gaat. De uitingen van de andere talenten scheppen dan een verwarrend beeld.

Het werkt ook andersom. Een overprikkeling van het emotioneel talent (bijvoorbeeld door een gevoel van onveiligheid bij de klas of leerkracht) kan ervoor zorgen dat het kind niet openstaat voor de extra uitdaging en dit probeert te vermijden. Zo zie je dat het geen gesneden koek is om te bepalen wat een kind nodig heeft. Aandacht voor alle talenten bepaalt vaak het succes hierin.

Wat je zegt, ben je zelf..

Ik geef trainingen en opleidingen aan professionals in onderwijs, jeugdhulpverlening en kinderopvang over hoogbegaafdheid, talentvolle kinderen en hoogsensitiviteit. Wat ik hierboven besproken heb, komt dan natuurlijk ook aan bod. Terwijl ik tijdens een training dit aan het uitleggen was, kreeg ik een aha-moment! Zonder het in de gaten te hebben, was ik zelf in de valkuil gestapt van te veel in de lagere denkorde werken. Langzaam dooft dan mijn innerlijke lichtje. Ik ga meer vermijdend gedrag inzetten, voel me moe, krijg moeite met concentreren en ga zo maar even door. Klachten die richting bore-out gaan. Ik MOET dus echt toekomen aan analyseren, evalueren en creëren om lekker in mijn vel te blijven zitten.

Practise what you preach

Nu mocht ik dat wat ik anderen leer opnieuw voor mezelf gaan toepassen. Indikken van datgene wat minder uitdaging en prikkeling oplevert en toevoegen van opdrachten die een beroep doen op die hogere denkorde. En dan ineens gaat alles weer stromen. De creativiteit die dood bloedt bij mij wanneer ik vast zit in te weinig uitdaging, komt dan plotseling weer tot leven. Ik voel de bubbels weer bruisen in mijn hoofd en lijf en de ideeën buitelen weer door mijn hoofd. Ik krijg weer energie en voel me emotioneel fijn en sterk.

Herken je dit?

Herken je dit bij je kind of misschien wel bij jezelf? Kijk dan eens wat Praktijk SAS zou kunnen betekenen. Of bekijk eens of een training of opleiding op dit gebied zoals op de https://intensomethode.nl/ te vinden is, iets is wat jou weer de juiste prikkeling kan geven om jezelf weer vol leven en enthousiasme te kunnen voelen!

Soldier off

Soldier on

Vanochtend reed ik naar mijn werk. Op de radio speelde het liedje ‘Soldier on’ van Di-rect. Ineens kwam het hard bij mij binnen. Een besef dat me raakte tot in mijn ziel. Voor het eerst in vierenveertig jaar begin ik te leven met mijn soldier off…

Knokken en vechten

Mijn hele leven ben ik aan het vechten en knokken. Ik werd zeven weken te vroeg geboren. De bevalling was allesbehalve fijn voor mijn moeder, die vastzat in een huwelijk zonder veiligheid. Ze heeft geknokt voor wat ze waard was om mij op de wereld te zetten. Het knokken is me dus met de paplepel ingegoten. Als kleine prul in de couveuse vocht ik tegen de sonde. Hoe hard de verpleging hun best ook deden, die sonde kregen ze er niet in. Stug bleef ik het eruit trekken. Ik was begonnen met vechten..

Een leven met ‘soldier on’

Mijn leven werd niet heel veel makkelijker na die pittige geboorte. Hoewel mijn moeder zo graag een leven vol liefde en geluk voor me wilde, liep het vaak anders. Mijn leven leest als een tragische roman met nodige dieptepunten maar gelukkig ook veel liefde. Mijn moeder worstelde ons los van mijn vader en bouwde een leven op met een zachte en hardwerkende man. Voor mij bleef echter de strijd met mezelf om te kunnen leven met het feit dat mijn eigen vader mij niet wou. Sterker nog, hij zei bij de scheiding dat hij mij niet hoefde. Dit heeft bij mij mijn ‘rejection sensitivity’ getriggerd.

Gevoelig voor afwijzing

Ik werd enorm gevoelig voor afwijzing. Keihard ging ik knokken om erbij te horen. Hoewel ik diep van binnen altijd bleef denken: wie zal jou nou willen als je eigen vader je niet eens wil? Ik was een lief en wat verlegen meisje met een verborgen extraverte kant. Die kant kwam er wel eens uit met een playbackshow. Mensen waren vaak verbaasd dat dat stille meisje wel op een podium durfde te staan. Een vat vol tegenstrijdigheden. Dat was ik en dat ben ik.

Middelbare school: soldier gaat on

In mijn eerste jaar op de middelbare school overleed mijn vier jaar oudere neef die naast ons woonde door een brommerongeluk. Dit was mijn eerste kennismaking met de dood. Hierna voelde ik dat ik nog verder afstond van aansluiting met mijn leeftijdgenoten dan ooit. De scheiding van mijn ouders en nare ervaringen in de basisschoolperiode zorgden al voor onbegrip en afstand. Maar dit grote verdriet maakte de afstand niet meer te overbruggen. Mijn ouders, mijn oom en tante, de oudere broer van mijn neef; hun verdriet was dagelijks in mijn leven. Het droop van de muren van ons gezamenlijk huis. Mijn tante en oom zaten vol verdriet en vol wrok. Toen mijn ouders een paar maanden later toch sinterklaas wilde vieren voor mijn broertje dat nog in Sinterklaas geloofde, verbraken zij het contact. Zij wilden op geen enkele manier meer contact met ons gezin.

Afwijzing op afwijzing

We woonden in een twee-onder-één-kap huis, dus geen contact was onmogelijk. Afwijzing op afwijzing volgde. Mijn tante waar ik een goede band mee had, draaide haar hoofd om als ze me zag. Mijn neef keek weg als hij aan kwam rijden en me tegenkwam. Mijn broertje die naar mijn oom riep of hij de bal terug wilde gooien werd straal genegeerd. Toen zijn vriendje echter riep, pakte mijn oom de bal en gaf die aan het vriendje van mijn broertje. Mijn moeder ging kapot van binnen aan dit alles. Ze wilde zo graag haar kinderen een fijn leven geven, maar dit lukte hier gewoon niet. We hebben er nog drie jaar zo gewoond. Die drie jaar waren voor ons hele gezin een hel vol afwijzing.

Knokken als een soldaat

In die jaren ging mijn soldier on. Ik ging een rol spelen. Ik werd een boze meid met een grote mond. Jammer genoeg was ik van binnen juist vaak alleen maar bang. Maar dit liet ik aan niemand meer zien. Zelfs in mijn dagboeken uit die tijd ben ik niet eerlijk tegen mezelf, maar schrijf ik vanuit mijn soldatenrol. Ik werd een onhandelbare tiener die naar niemand meer luisterde. Ik zocht contact met mijn biologische vader omdat ik hoopte daar een thuis zonder pijn en verdriet te vinden. Maar ik ging van de regen in de drup. Na een half jaar contact kon ik niet anders dan het contact verbreken. Mijn vader wilde geen contact met mij om mij, maar om mijn moeder weer lastig te kunnen vallen. Dat wilde ik niet op mijn geweten hebben en dus kapte ik het resoluut af.

Van tiener naar volwassenheid

De jaren die volgden stelden me regelmatig voor grote uitdagingen. Zo verloor ik drie keer mijn kindje vroeg in de zwangerschap voor ik mijn oudste dochter kreeg. Dit was een intens verdriet en gaf mij een intens gevoel van afwijzing. Afwijzing? Ja afwijzing want het voelde voor mij alsof ik afgewezen werd om moeder te kunnen zijn. Alsof bepaald werd dat ik niet goed genoeg was. Toen dan acht jaar na mijn eerste zwangerschap mijn oudste dochter geboren werd, kon ik mijn geluk niet op. Maar tegelijkertijd werd ik angstiger dan ooit. Hoe kon ik ervoor zorgen dat dit meisje wel een leven vol geluk en liefde zou kennen? Hoe kon ik ervoor zorgen dat ze niet haar leven lang hoefde te knokken? Dat kon ik niet.

Soldier on

Ik leerde door de jaren heen dat ik op mezelf kon vertrouwen. Ik wist inmiddels dat ik sterk was en dat ik mezelf door moeilijke tijden heen kon knokken. En moeilijke tijden kwamen eraan. Jaren waarin het kunnen vechten en knokken goed uitkwam, want dat hield me op de been. Hoe graag ik mijn meiden ook wilde beschermen voor moeilijke tijden, de moeilijke tijden kwamen toch ook voor hen. Ik zag hoe zij hun soldier on moesten zetten om te overleven. De kracht die ik in me had en heb, hebben zij ook. Maar wat deed het me pijn om te zien dat ze hun soldier on moesten zetten.

Van soldier on naar soldier off

En dan ineens lijkt het alsof die heftige storm die mijn leven was, is gaan liggen. Even twijfel ik nog of ik toch niet in het oog van de orkaan zit en dit maar tijdelijk is. Maar langzaamaan besef ik dat de storm is gaan liggen. Nog wat onwennig doe ik mijn uniform uit en leg ik mijn wapenuitrusting op de grond. Ik zie mijn meiden hetzelfde doen. Want als mama zegt dat het veilig is, dan kan het. Ik zie nu dat zij dit pas konden doen als ik het zou doen. Maar ik zie ook dat ze de kracht in zichzelf kennen nu en weten dat zij hun soldier on kunnen zetten als het nodig is. Nu leren we dat die soldier ook off mag als het niet meer nodig is. Ik voel geen drang meer om te vechten. Ik voel geen onveiligheid. Ik voel alleen maar liefde. Liefde voor de man die er altijd voor me is geweest sinds mijn vijftiende. Liefde voor mijn prachtige meiden. Liefde voor mijn moeder die zo hard voor me heeft gevochten. Liefde voor het leven dat ik mag leiden. En ik voel dat het goed is. Mijn soldier mag off.

Van angst en controle naar kracht en loslaten

Ik ben mijn hele leven al angstig geweest. Ik kan me eigenlijk niet anders herinneren dan dat ik angstig was. Op een verjaardagsfeest van mijn tante ging ik als peuter onder de stoel van mijn moeder slapen omdat ik bang was dat ik anders daar moest blijven logeren als ik in slaap viel. Ik sliep altijd met mijn gezicht naar de deur zodat ik de klink in de gaten kon houden. Als ik naar de w.c. moest in de nacht deed en liet ik (tot grote irritatie van mijn ouders) alle lichten aan om naar beneden te gaan. Daar trok ik in één seconde door en rende ik naar de trap omdat ik door het geluid van de w.c. ik niet kon horen of er iemand aan kwam. Dan rende ik met drie treden tegelijk de trap op en sprong van verre mijn bed in zodat niemand mij van onder het bed kon grijpen. Met een hartslag van tweehonderd slagen per minuut probeerde ik dan weer de slaap te vatten.

Angstig vechten

Angst loopt als een rode draad door mijn leven. Eigenlijk al in de baarmoeder is dit begonnen. Mijn moeder doorstond angstige momenten tijdens haar zwangerschap van mij en ook mijn geboorte ging gepaard met gevoelens van angst. Ik werd zeven weken te vroeg geboren en moest sondevoeding krijgen. Het lukte de verpleging echter niet om die sonde bij mij in te houden omdat ik die sonde met mijn zeven weken te vroeg geboren lijfje eigenwijs uit mijn neus bleef trekken. “Dat is een vechtertje”, werd toen tegen mijn moeder gezegd. En dat klopt. Ik ben een vechter. Maar lange tijd heb ik enkel en alleen gevochten vanuit angst. Angst om er niet bij te horen, angst om pijn gedaan te worden, angst om alles eigenlijk. Ik was zo gewend aan angstig zijn dat ik het niet eens meer opmerkte als angst. De angst was onderdeel van mij geworden net als het vechten. Bij moeilijke momenten moest ik gewoon iets harder mijn best doen en wat harder knokken, was mijn diepe overtuiging.

De angst voorbij

Vanochtend liep ik een rondje door mijn favoriete stukje natuur in mijn woonplaats. Dit stukje natuur heeft een grote rol gespeeld bij het herstel van mijn burn out. Ik merkte destijds hoe fijn ik het vond om in stilte in de natuur te zijn. Echter bleef de angst mij parten spelen. Ik kiende uit hoe ik kon lopen zodat ik altijd gezien kon worden. Bij de komst van een jogger sloeg mijn hart een paar slagen over. Overal voelde ik gevaar. Vaak niet eens bewust, maar mijn lichaam reageerde volledig automatisch op iedere kans op gevaar. Ik stond eigenlijk altijd in staat van paraatheid. Ik zat ook altijd op het puntje van mijn stoel. Klaar om te vluchten. Maar ik zette door omdat ik voelde hoe goed de natuur me deed. Toch bleef dat hyper-alerte gevoel aanwezig. Vanochtend liep ik in datzelfde stukje bos en luisterde ik naar het geluid van de vogeltjes. Ik genoot van de zon op mijn gezicht. En ineens voelde ik het, of beter gezegd: ik voelde het niet. Er was geen angst. Ik kon gewoon wandelen zonder verhoogde hartslag en in het moment zijn. Niet beducht op gevaar, maar genietend van de natuur.

Wauw

Dit gevoel kwam op een diepgaand niveau bij me binnen. Wauw. Wat kan het leven anders zijn zonder angst. Er is een zin uit het lied ‘Oceaan’ van Racoon dat me diep raakte toen het liedje uitkwam. “Het leven jaagt geen angst meer aan. Het laatste stuk zal ook wel gaan, tot ik ga staan.” De afgelopen jaren heeft deze tekst steeds op verschillende momenten diep geresoneerd bij me. Ik weet het moment nog dat ik nog kroop maar het gevoel kreeg dat ik zou kunnen gaan staan. Ik weet het moment nog dat ik ging staan. En ik beleef nu het moment dat ik rechtop mag lopen door het leven.

Hoe dan?

En dan komt natuurlijk de hamvraag. Hoe is dit zo veranderd? Allereerst was het nodig dat ik inzicht kreeg in hoe ik mezelf had leren omgaan met mijn angst. Dit was voor mij heel duidelijk: CONTROLE! Ik was een absolute controlfreak. Mijn begaafde hoofd was hierin eerder een wapen tegen mij dan voor mij. Want analyseren kan ik als de beste en dus probeerde ik alles met mijn hoofd onder controle te krijgen. Een aantal sessies cognitieve therapie versterkte dit nog voor mij. Want nu probeerde ik controle te krijgen over mijn gedachten. Helemaal dol werd ik ervan. Denken, denken en nog meer denken. Ik leefde compleet vanuit mijn hoofd. Mijn lijf voelde ik alleen wanneer het pijn ging doen. En dat ging het door de jaren heen steeds vaker doen.

Hé, ik heb ook nog een lijf

Oh ja, een lijf. Dat had ik ook nog. Dat lijf is een belangrijk onderdeel geweest van het leren leven zonder die allesoverheersende angst. Dat lijf hield er namelijk mee op toen ik burn out raakte. Ik had al eerder een hoop signalen gekregen van mijn lijf dat het niet goed ging, maar deze had ik amper opgemerkt. Bloeddruk die ineens veel hoger dan ooit was, benen die constant trilden, het ene virus na het andere virus oplopen en ga zo maar door. Ik vond het alleen maar lastig. Maar weer eens naar de huisarts of hij dit niet kon fiksen. Lastig, zo’n lijf dat niet meewerkt. Maar daar had ik het mis. Dat lijf was niet lastig. Dat lijf was mijn redding.

Leren voelen

Aangezien reguliere therapie niet veel meer voor mij deed dan mijn hoofd nog harder laten werken, besloot ik een andere weg in te slaan. Ik ging een individueel mindfulness traject aan. Door meditatie leerde ik contact maken met mezelf. Ik leerde weer te voelen. Tijdens de sessies kon ik soms precies voelen hoe mijn hoofd vocht tegen het contact maken. Ik begrijp nu dat het mij wilde beschermen en echt denkt dat ik door nog meer denken veilig ben. Maar ik kan nu voorbij dat punt komen. En de enige manier om dat te doen is loslaten. Dit bleek mijn thema te zijn: loslaten en vertrouwen. Dit staat natuurlijk haaks op angst en controle. Door te leren mijn angst recht in de ogen aan te kijken en helemaal te doorvoelen kwam er ruimte voor loslaten. Een belangrijke vraag om mezelf te stellen bij angstige momenten zoals een moeilijk gesprek aangaan was: ‘Ga ik hier dood aan?’ Het klinkt misschien banaal, maar die vraag hielp mij enorm. Zo lang ik er niet dood aan zou gaan, zou ik het toch sowieso kunnen proberen.

Laat het los

Loslaten deed ik. Nog steeds komt mijn oude beschermingsmechanisme wel eens om de hoek kijken bij stressvolle situaties. Mijn hoofd gaat dan in “overdrive.” Mijn coach omschreef mij wel eens als een soort TGV trein en gaf aan dat een sneltrein ook goed is. Inmiddels weet ik dat ik nu eenmaal die TGV trein ben, maar dat het misgaat wanneer ik op vijf sporen tegelijk wil rijden. Ik doe dat wanneer ik controle probeer te pakken over dingen waar geen controle over te pakken is. Zodra ik dit bij mezelf bemerk dwing ik mezelf om af te remmen en de stilte op te zoeken. Ik zoek de stilte op en laat bewust los. Telkens weer voelt dat alsof er ineens een zware last van me afvalt. En ik weet dat het vaag klinkt, maar dan gaat alles weer stromen. Dingen gaan ineens vanzelf. Inmiddels is dit al zo vaak gebeurd, dat ik hierop durf te vertrouwen. Ik weet dat mijn hoofd nog anders daarover denkt en dus mijn “overdrive” zal willen aanzetten. Maar als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg. En dus geef ik mijn beschermende hoofd een liefdevolle aai over haar bol en zeg dat ik weet wat ze voor me probeert te doen, maar dat het niet werkt. Ik laat het los. En vertrouw.

Een beetje verliefd op Dabrowski

Wat ging er vooraf?

Vier jaar geleden maakte ik kennis met de positieve desintegratie theorie van prof. Dabrowski. De ontmoeting volgde nadat eerst mijn beide dochters hoogbegaafd waren getest en later ikzelf volgde. Ik ging mezelf in het onderwerp verdiepen. Eerst uit persoonlijke interesse en later uit professionele interesse. Hoe dieper ik namelijk in het onderwerp dook, hoe meer ik wilde leren en weten over dit onderwerp. Dit leidde uiteindelijk tot mijn omscholing en het gaan werken als specialist hoogbegaafdheid.

De kennismaking

Na de ontdekking dat ik hoogbegaafd was, vielen er steeds meer puzzelstukjes op zijn plek. Toch waren er ook nog wel een hoop puzzelstukjes kwijt of niet passend in mijn ogen. Ik begreep al wel wat meer van mezelf, maar veel was toch ook echt nog een raadsel voor me. En toen was daar die dag. Ik zie mezelf nog zitten aan mijn bureau. Een bericht kwam voorbij over de positieve desintegratie theorie. Mijn ogen werden gezogen naar de tekst en ademloos las ik die eerste tekst. Dit leek wel over mij geschreven!

Liefde op het eerste gezicht

Zoals dat vaak gaat met liefde op het eerste gezicht, viel ik eerst op de mooie en opvallende buitenkant. In dit geval zijn dat de overexcitabilities, ook wel intensiteiten of hyperprikkelbaarheden genoemd. Ik las over emotionele intensiteit en het leek of ik in een spiegel keek. Dit was ik! Intens en rijkgeschakeerd voelend. Diepe dagen en hoge pieken. Ik las verder en kwam bij de intellectuele intensiteit. Een grote leerhonger, een drang tot weten, analytisch sterk; het waren wederom eigenschappen die ik op een heel diep level herkende. De psychomotorische intensiteit is bij mij te zien aan mijn intense drive, mijn snelle praten en (in het verleden) mijn nimmer stoppende gefriemel bij zenuwen. De zintuiglijke intensiteit herken ik aan mijn diepe beleving van mijn zintuigen. Zeer diep geraakt kunnen worden door muziek, enorm blij worden van een regenboog, maar ook gek kunnen worden van een naadje in mijn sok. De verbeeldende intensiteit is bij mij zichtbaar in mijn drang tot nieuwe dingen ontwikkelen, nieuwe dingen bedenken, maar ook in het in mijn hoofd al filmpjes zien van dingen die misschien zouden kunnen gebeuren. Dit laatste kan zowel een vloek als een zegen zijn.

De liefde verdiept

De intensiteiten resoneerden bij mij op een diep niveau. Ik herkende mezelf in alle vijf de intensiteiten en ook bij mijn dochters zag ik dit terug. Dit stimuleerde mij om verder te gaan “daten” met deze theorie. Ik gaf hem veel aandacht en hij gaf mij er veel (zelf)inzicht voor terug. Ik moest wel moeite doen, want de theorie speelde voor mij af en toe behoorlijk “hard to get.” Letterlijk. Vaak moest ik steeds opnieuw stukken lezen om het echt te begrijpen. En zo kwam ik bij de diepere laag en eigenlijk de kern van de theorie, de meerlagigheid. En hier was het dat ik mijn hart compleet verloor. Wauw, wat was dit een prachtige manier van kijken naar menselijke ontwikkeling. Ik wist uit ervaring dat de vele diepe dalen die ik overwonnen had me gevormd hadden tot een sterker mens. Maar door deze theorie leerde ik hoe dit proces in zijn werk ging. En net toen ik dacht dat we niet dieper verliefd konden worden, kwam er een punt waarop ik niet meer alleen de theorie begreep maar hem ook ten volste kon ervaren en voelen..

Van liefhebben naar nodig hebben

Ik raakte burn-out. “Huh, hoe kon dit nu gebeuren? Ik leefde toch vanuit mijn hart? Ik leefde toch vanuit autonomie?” dacht ik. Maar nee, ik bleek nog ten volste te worden gestuurd door twee factoren: de biologische en sociale factoren. Ik was wel degelijk een dame die in niveau twee bleef rondzwemmen met de neiging om dan maar weer diep naar niveau één te duiken wanneer ze dacht dat aanpassen toch de beste weg was als je er niet helemaal bij hoort. Hoe dit kwam? Door mijn gevoeligheid voor afwijzing (rejection sensitivity) die ik in de jaren ontwikkeld had. Ik was enorm sterk ingesteld op de persoon zijn die ik dacht dat anderen wilden dat ik was. Ik dacht dat ik autonoom leefde, maar in werkelijkheid leefde ik als slaaf van mijn afwijzingssensitiviteit. Zolang ik iedereen tevreden stelde dacht ik me goed te voelen en autonoom en zelfsturend te zijn. Maar dat was ik natuurlijk niet. Ik had zelfs geen idee wat ik écht zelf wilde of voelde. Toen ik niets meer kon en dus totaal niet meer kon voldoen aan mijn idee over wie ik moest zijn, werd ik daar keihard mee geconfronteerd. Er bleef ineens niets van me over toen ik niet meer de kracht had om te zijn wie ik voor anderen wilde zijn. En laat dat nu net de desintegratie zijn. Helemaal uiteenvallen. Al voelde ik die toen nog niet als positief.

Mijn liefde als reddingsboei

Door mijn burn out werd ik gedwongen heel diep bij mezelf naar binnen te gaan. Ik zag dat ik weliswaar al die intensiteiten had en dat dit kon duiden op een groot ontwikkelingspotentieel, maar doordat ik niet bij de derde factor van die autonome groei kon komen, bleef ik maar terug van die berg afdonderen naar beneden. De clou zat voor mij in de angst voor afwijzing. Tijdens mijn burn out ben ik actief op zoek gegaan naar manieren waarop ik dichter bij mezelf kon komen. Wie was ik nou eigenlijk? Waarom dacht ik dat ik niet genoeg was? Ik maakte kennis met Acceptance and Commitment Therapy en met mindfulness. Ik leerde mijn gedachten en gevoelens herkennen. Ik duwde ze niet meer weg maar leerde ze te ervaren. Zo kwam ik steeds een stapje dichter bij mezelf tot ik echt helemaal mijn eigen weg durfde te gaan lopen door te vertrouwen op mijn eigen hart. Die autonome groei stuwde mij naar de volgende laag in mijn ontwikkeling. Zo werd mijn desintegratie een positieve desintegratie. Tijdens dit hele proces heeft de theorie mij geholpen om mezelf te begrijpen en mezelf te steunen. Het voelde als een reddingsboei waar ik mezelf aan mocht vasthouden om boven water te blijven.

Liefde verspreiden

In het jaar erna ben ik mijn eigen praktijk begonnen als coach en trainer. Mijn grote liefde heeft hierin een belangrijke plaats. In mijn werk met kinderen, met jongeren en met volwassenen maak ik gebruik van de positieve desintegratie theorie. Ik geef trainingen aan professionals in jeugdzorg en onderwijs over de theorie. Ze loopt als een rode draad door mijn werk en privé. Het verspreiden van de theorie zie ik als een missie. De theorie heeft letterlijk en figuurlijk mijn leven veranderd. Ik weet uit ervaring hoeveel het voor iemand kan betekenen om zijn eigen intensiteit te leren begrijpen en vooral te omarmen. Om het proces te leren begrijpen van positieve desintegratie. Mensen met een sterke intensiteit op meerdere gebieden horen vaak hun hele leven dat ze té zijn voor anderen. Leren dat juist deze intensiteit kans op groei geeft, is vaak een enorme eye-opener.

Zij zijn niet té, wij zijn gewoon onszelf. Sensitief, Authentiek en Sterk!

Wanneer is het genoeg?

Niet goed genoeg

Ik maak me zorgen. Overal om me heen zie ik mensen van jong tot oud worstelen. Telkens komt hun strijd neer op dezelfde overtuiging: ik ben niet goed genoeg. Deze zin hoor ik steeds weer opnieuw uitgesproken worden. Zowel door een kind in groep vier als door een volwassen man van veertig jaar. Hoe kan het dat zo’n grote groep mensen deze overtuiging deelt? Is het onderdeel van ons mens zijn? Hebben we daarom zo’n grote behoefte aan meten hoeveel iemand waard is? Want meten is weten ten slotte.

Je waarde meten

Ik zie zowel in het onderwijs als in het leven van de werkende mens een enorme behoefte aan meten. We beginnen al op jonge leeftijd bij het consultatiebureau met meten of een mens wel in de curve past. Zo niet, dan moet er ingegrepen worden. Op de basisschool trekken we deze lijn door. We gaan nu verder met het meten van kinderen door ze telkens weer te toetsen. Ook al is er inmiddels veel weerstand tegen deze manier van werken; scholen hebben geen keuze. Ze moeten wel, ook al voelt het niet goed voor veel leerkrachten en schoolleiders. Veel kinderen lopen vast en bezwijken onder de zware druk tot presteren. De enorme wachtrijen in de jeugdhulpverlening spreken hierin voor zich. Er wordt dan maar weer eens een mindset training er tegenaan gegooid.

Maakbare mindset

Want een groeimindset is belangrijk. Daar is iedereen het over eens. Het gaat niet om de prestatie, maar of je je best ervoor gedaan hebt. Je inzet, dat is wat telt. Maar op het moment dat een kind keihard gewerkt heeft voor een toets en een zes haalt, is het ineens niet meer de inzet die telt. Het kind dat niets hoeft te doen en toch een negen haalt, dat wordt beloond. Sommige scholen werken zelfs in de klas met een scorebord. Dit is verdeeld in drie kleuren, groen, geel en rood. Er worden nog smileys aan verbonden om het nog duidelijker te maken.Je raadt het al; de rode kleur krijgt een smiley met de mond naar beneden gebogen.. En zo kan het dat het kind dat het meeste werk verzet heeft onderaan in het rode schema komt te staan. En daar misschien wel altijd blijft omdat het simpelweg worstelt met de schoolse vaardigheden. Waar ik me zorgen om maak is wat deze manier van werken doet met het zelfbeeld van een kind. Want als ik een kind vraag wat het het allerliefst zou willen, krijg ik als antwoord: “ik zou wel eens voor één keer in het groen willen staan en geen “rood kindje” zijn. Mijn hart slaat dan een slag over omdat ik tegelijkertijd boos en verdrietig ben om wat we kinderen aandoen.

In de war

Ik zie overal de posters voor groeimindset hangen. Prachtige teksten staan erop. Niet het einddoel telt, maar je weg ernaartoe. Inzet, hard werken en doorzetten, dat is wat belangrijk is. Maar kinderen zijn toch niet gek? We zeggen dit, maar tegelijkertijd duwen we ze toets na toets door hun keel. Kinderen raken vooral enorm in de war van dit alles, is mijn idee. Als je inzet belangrijk vindt, dan moet je dat belonen. Maar dat is niet zo makkelijk. En dus gaat het uiteindelijk maar om één ding en dat is de prestatie. Want die is meetbaar. Als ik in gesprek ben met een middelbare school over een meisje van veertien dat na een depressie en schooluitval terug wil keren naar school, wordt de vraag gesteld of het mogelijk is voor de mentor om even te vragen hoe het met haar gaat na de eerste les. Hier wordt direct op gereageerd dat dit echt niet mogelijk is. Een docent heeft enkel tijd om zijn lesstof af te draaien, maar kan niet zo’n vraag aan een leerling stellen. Daar is simpelweg geen tijd voor. En weer raakt het kind in de war. Want bij de aanmelding is gezegd dat het welzijn van ieder kind voorop staat. Het is belangrijk hoe jij je voelt in deze school. We hebben alleen geen tijd om het aan je te vragen…

Van klein naar groot

Deze lijn zetten we natuurlijk als volwassenen gewoon door. We meten als volwassenen voornamelijk in één ding hoe hoog je op de ladder staat, namelijk met geld. Het is belangrijk dat je gaat studeren, zodat je hoger opgeleid bent en dus een betere baan kunt krijgen. Hoe meer geld je verdient, hoe meer je waard bent. Maar ja, hoe zit dat dan wanneer je gewoon veel meer praktisch ingesteld bent? Wat als jij super met je handen kunt werken? Dat verdient niet het aanzien en dus zitten we met een maatschappij die een VMBO schooladvies zelfs per rechter aanvecht. Ik heb een meisje gesproken van twaalf jaar dat eigenlijk al in de brugklas van het VMBO vond dat zij nooit zou slagen in het leven. Met VMBO bereik je toch niks, zei ze. Ik ben gewoon dom.

Burgemeester

Mijn opa zei het vroeger al: “Niet iedereen kan de burgemeester worden, dan functioneert een stad niet.” Je hebt alles nodig om een stad of maatschappij te laten slagen. Van bakker tot advocaat, van agent tot accountant, van bouwvakker tot bankier, van leerkracht tot professor en van automonteur tot dokter. We hebben ze allemaal nodig om een maatschappij te kunnen laten draaien. Maar ergens zijn tot de conclusie gekomen dat die bakker, bouwvakker, automonteur minder waard zijn dan de advocaat of bankier. We betalen de mensen die hun leven wagen voor anderen veel minder geld dan iemand die verantwoordelijk is voor ons geld. Dat zegt al wel iets toch? We noemen mensen lager opgeleid en dit heeft tot gevolg dat kinderen allemaal theoretisch opgeleid willen worden. Wie wil er nu in zijn tienertijd al als “lager” bestempeld worden? Wie of wat heeft bepaald wat lager of hoger is? En dus zie ik kinderen worstelen op de HAVO en het HBO om toch maar te komen waar ze denken te moeten zijn om te slagen in het leven. Om genoeg te zijn..

Zorgen en hoop

Ik maak me zorgen. Zorgen om wat we elkaar aan het aandoen zijn. Op deze manier gaat het toch niet goed? Een grote groep volwassenen die bezwijkt onder de druk en met burn outklachten kampt. Een grote groep kinderen die door de druk allerlei gedrag laat zien en de hulpverlening in komt met problemen die worden veroorzaakt doordat ook zij bezwijken onder de druk. Wat als we nu eens het meten van elkaar loslaten en van een basis uitgaan dat ieder mens evenveel waard is? Dat een bakker niet minder waard is dan een advocaat. Dat we opleiden in allerlei richtingen waarbij we het hoger en lager vervangen door praktisch en theoretisch zoals al vaak is voorgesteld? Want we hebben nu eenmaal praktisch en theoretisch opgeleide mensen nodig om onze maatschappij te kunnen laten draaien. Je kunt wel in theorie weten hoe je een huis bouwt, maar als je het niet kunt doen, kom je niet zo ver. Wat als we inzetten op ons als mens ontwikkelen? Leren hoe we empathisch met elkaar om kunnen gaan zodat iedereen een even goed gevoel kan hebben over zichzelf? Zouden we dan goed genoeg zijn? Ik heb hoop. Ik hoor zoveel mensen die zien dat dit niet werkt en die het anders willen voor zowel de kinderen als de volwassenen. Ik heb hoop dat we dit kunnen gaan veranderen. Ik heb hoop. En hoop doet leven.

Gaan staan

Het leven jaagt geen angst meer aan. Ik heb al zo ver moeten kruipen. Het laatste stuk zal ook wel gaan tot ik ga staan.

Racoon; oceaan

Kruipen

Deze ochtend werd ik in Italië om zeven uur wakker met het lied ‘Oceaan’ van Racoon in mijn hoofd. Dit specifieke stuk uit de tekst van ‘Oceaan’ van Racoon heeft me altijd al diep geraakt. Het omschrijft exact het gevoel dat ik lange tijd heb gehad in het leven. Het gevoel het leven kruipend door te moeten gaan vanuit angst. Het leven kostte me moeite, meer dan nodig zou moeten zijn. Het voelde alsof ik kroop terwijl ik toch echt twee gezonde benen had om mee te lopen. Waarom lukte het dan niet om op te gaan staan? Waarom koos ik voor een leven dichtbij de grond? Omdat ik mezelf had wijsgemaakt dat dit de veilige plek was. Onzichtbaar maakt onkwetsbaar, dat was mijn idee. En zo kroop ik verder, steeds lager bij de grond tot ik al tijgerend uiteindelijk niet meer kon. Ik had mezelf vast geworsteld in de aarde en kon zo niet meer verder. Maar hoe kwam ik hier?

Onzichtbaar

Op jonge leeftijd maakte ik een aantal traumatische ervaringen mee. Ik ben een kind uit een huwelijk gekenmerkt door huiselijk geweld door mijn vader. Gelukkig besloot mijn moeder te vluchten en hebben we een nieuw leven zonder geweld gekregen, maar het feit dat ik naar mijn idee voor 50% bestond uit “slechtheid΅ heeft me lange tijd enorm verward. Mijn “daddy issues” maakte mij een makkelijke prooi voor mannen die niet het beste met me voor hadden en zo kwam ik voor mijn tiende al in situaties terecht waarin misbruik van me werd gemaakt. Na de laatste keer was ik ervan overtuigd dat het aan mij lag. Iets in mij trok dit aan, dat kon toch niet anders. Wie overkomt dit nu drie keer? Dan is er toch iets mis met je? Zo ontstond mijn behoefte aan onzichtbaar zijn. Ik ging over tot kruipen in plaats van lopen. Zo lang ik mezelf zo onzichtbaar mogelijk zou maken, zou ik niet meer gekwetst worden.

Innerlijke strijd

Dat kruipen ging me niet altijd makkelijk af. Soms kwam mijn “echte ik” te veel naar boven en werd ik zichtbaar. Vanaf dat moment werd weglopen toegevoegd aan mijn repertoire. Als ik ineens gezien werd, bijvoorbeeld door mijn intelligentie, dan rende ik snel weg van de situatie. Ik durfde het niet aan mezelf echt uit te dagen en ging steeds verder weg van mezelf. Ik ging na 3 HAVO van de middelbare school af na veel strijd met mijn ouders. Een lange weg van 12 opleidingen en 13 banen volgde. Van kappersschool tot ziekenverzorgende, van personeelsmanagement tot fabrieksmedewerker, van bedrijfsleider tot customer service medewerker, van sociaal pedagogisch hulpverlener tot gastouder. Telkens als iets te dichtbij kwam of het risico op falen om de hoek kwam kijken, rende ik snel verder. Opleidingen stopte omdat ik de functie waar ik voor opgeleid werd al kreeg aangeboden tijdens de opleiding. Ik maakte me razendsnel nieuwe vaardigheden en kennis eigen, maar ik was als de dood om ervoor opgeleid te worden en misschien wel weer te falen. Ik was bang om te moeten gaan leren wat ik al kon en deed. Dan zouden ze er namelijk wel achter komen dat ik eigenlijk niets kon. Zo werd ik mijn eigen grens. Het voelde alsof ik door zo’n legernet gedwongen werd om laag bij de grond te blijven tijgeren. Niet mijn hoofd boven het maaiveld uitsteken want dan zou dat er geheid af worden gehakt.

Gastouderopvang Sassebas

Ik was vierendertig jaar en inmiddels ervan overtuigd dat er iets mis met me was. Ik had enorm veel moeite met groepen en met mensen in het algemeen; ik liep telkens vast in vriendschappen en banen. Zo was ik intens verlegen in een groep, maar had ik het hoogste woord als ik me veilig voelde bij mensen. Ik heb menig lunchpauze op mijn werk of school op de toilet doorgebracht omdat ik niet wist naast wie ik kon gaan zitten, terwijl ik in het weekend op een podium van een discotheek stond te dansen met vriendinnen. Ik was me constant pijnlijk bewust van mezelf en ontzettend gespannen als ik me onveilig voelde. Dit bracht me bij mijn eerste keer overspannen raken op mijn drieëntwintigste. Ik werkte destijds als customer servicemedewerker bij een sportmerk en verveelde me stierlijk enerzijds en was constant gespannen om fouten te maken of om samen te lunchen anderzijds. De overspannenheid leidde tot mijn inmiddels sterk aangeleerde truc: ik liep ervoor weg. Nieuwe baan dus. Maar ook dit bracht me natuurlijk niet verder. Na dit pad nog meerdere malen te hebben gelopen besloot ik om gastouder te worden. Thuis in eigen omgeving, veilig met jonge kinderen die niet meer van me eisten dan mijn aandacht en liefde. Die had ik gelukkig in overvloed. 

Gelukkig

Ik was oprecht gelukkig in mijn eigen gastouderopvang. Ik genoot van het werken met jonge kinderen. Het leken wel kleine sponsjes die alles in zich opnamen wat ik ze te leren had. Ik vond de vrijheid van het zelf vorm kunnen geven aan mijn opvang geweldig. Ik nam de kinderen mee naar buiten en leerde ze over de natuur. Ik vergeet nooit meer dat ik een berichtje kreeg van een moeder van een peutermeisje dat ik in de opvang had. Ze was de eendjes gaan voeren met haar dochter. Ze zei tegen haar dochter dat dit eendjes waren en haar dochter zei hierop: “Nee hoor mama, dit is een waterhoen en kijk, dat is een meerkoet. Dat heb ik van Saskia geleerd”. Onderweg naar huis wees ze een paarse plant aan en zei: “Kijk mama, dat is “avendel”. Ik vond het geweldig om dit te horen en om op deze manier iets toe te kunnen voegen aan de jonge leventjes van “mijn” opvangkinderen.

Hoogbegaafdheid

In deze tijd kwam hoogbegaafdheid ons leven in door mijn dochters en ging ik alles lezen wat er maar te vinden was over dit onderwerp. Allerlei kwartjes begonnen in een recordtempo op hun plaats te vallen. Achter in mijn hoofd klonk een klein stemmetje dat zei: “Sas, dit lijkt ook wel heel erg veel bij jou te passen..” Maar die drukte ik snel weg. Ik had niet eens de universiteit gedaan. Ik was zeker niet hoogbegaafd. Toch? Moet je kijken hoe ik keer op keer gefaald had. Dat doet een hoogbegaafde toch zeker niet? Hoogsensitief was ik wel, maar hoogbegaafd? Dat leek me sterk.

Life changing moment

En toen kwam 7 oktober 2012. We kwamen terug van een verjaardag en ik vond een briefje van de politie op mijn deurmat. Of ik direct contact op wilde nemen met hen. Ik schrok me helemaal wezenloos toen ik dit deed. Er werd gezegd dat mijn biologische vader overleden was en omdat ik zijn enige dochter was, was ik als enige verantwoordelijk voor eigenlijk alles. Het lichaam ligt daar en daar, zeiden ze. Verder konden ze me niet helpen. Ik had in al die jaren slechts een paar maanden contact gehad met mijn vader in mijn tienerjaren en nu was ik ineens verantwoordelijk voor het gehele afhandelen van zijn leven. Een diep intense tijd volgde waarin ik dit proces voluit aanging. Ik was me ervan bewust dat ik dit maar één keer zou kunnen doen. Ik wilde het met heel mijn hart doen. Ik regelde alles wat er geregeld moest worden zonder dat ik met een geldschuld zou komen te zitten. Ik gaf mijn vader een mooie en waardige begrafenis. Na zijn dood dook ik in zijn leven om op deze manier de man te leren kennen waar ik heel mijn leven al nieuwsgierig naar was. Ik leerde dat hij in de laatste jaren van zijn leven zijn leven had omgedraaid. Geen alcohol meer en voor het eerst een echte baan. Hij was de afgelopen zeven jaar werkzaam conciërge in een muziekschool en hij werd daar oprecht gemist. Het voor hem ingerichte soort altaar met foto, kaarsen en een condoleanceboek maakte dat ik voor het eerst met een trots gevoel naar mijn vader kon kijken en hem kon zien als mens, naast de daden uit zijn verleden. Juridisch zocht ik alles zelf uit omdat er geen geld was voor een notaris.  Ik vertikte het om een euro te moeten betalen van geld van mijn gezin voor iemand die zijn hele leven geen cent voor mij betaald had. Het lukte me om dit alles helemaal zelf te doen. Toen ik het uiteindelijk kort liet checken bij een notaris voor het naar de rechtbank moest, bood hij mij een baan aan! Hij had het zelf niet beter kunnen doen, zei hij. Dat was het moment waarop het fluisterende stemmetje steeds luider ging roepen in mijn oor. Misschien was ik toch wel tot meer in staat dan ik had gedacht al die tijd?

Geen weg terug

Hoe intens de periode ook was, hij bracht me ontzettend veel. Ik leerde over mezelf dat ik veel meer kon dan ik ooit had gedacht. Zo had ik bijvoorbeeld gesproken op de begrafenis wat voorheen voor mij ondenkbaar was. Na deze periode kon ik niet meer terug naar gewoon gastouder zijn. Ik had gevoeld wat het met me deed om echt uitgedaagd te worden. Ik had me levend gevoeld, op het toppen van mijn kunnen. Ik wilde niet meer terug naar tijgeren onder het net. Ik ging me omscholen en doorliep de opleidingen als een speer. Ik ging naast mijn opvang werken als consulente en kindercoach bij een gastouderbureau. Ik ging trainingen geven aan de gastouders. Mijn hoogbegaafdheid werd in deze tijd vastgesteld en zo dook ik in het werk dat ik tot op heden met veel plezier doe: coachen en trainen als specialist in begaafdheid en hoogsensitiviteit. Eindelijk viel alles op zijn plaats. Dacht ik. Want langzaamaan kwam het kruipen terug en het kruipen werd weer tijgeren. Tot ik mezelf compleet uitgeput vond onder het net in de modder: burn out.

Gevoeligheid voor afwijzing

Wat had mij nu terug naar de grond gebracht? Mijn gevoeligheid voor afwijzing. Door een blog van mijn gerespecteerde collega Xandra van Hooff las ik exact wat er bij mij gebeurd was. Als hoogsensitief persoon heb je sterke antennes die kunnen voelen: vind ik dit oké? Het bekende stop en check-systeem. Maar door allerlei omstandigheden kun je een rejection sensitivity ontwikkelen: gevoeligheid voor afwijzing. Nu gaan die antennes anders staan; ze krijgen een heel andere functie. Niet langer ‘vind ik dit oké’ is belangrijk, maar ‘vind jij mij oké?’ is nu de vraag die met stip op één staat. Mijn hele zijn stond nog steeds ingesteld op niet afgewezen worden. Toen ik weer vol het werkveld in dook en steeds meer collega’s kreeg, lukte het me niet meer om bij al die mensen zeker te weten dat ze me niet zouden afwijzen. Dus ging ik terug naar wat ik goed kon: kruipen en proberen mezelf zo te maken dat niemand me zou afwijzen. Héél hard mijn best doen, maar van binnen voelde ik dat het nooit genoeg zou zijn. Er was een vernislaagje om me heen gekomen doordat ik wist wat ik kon nu. Maar ik wist nog steeds niet wie ik was, los van wat ik kon. Mijn burn out kwam om me duidelijk te maken dat dit niet langer het pad was voor mij.

Gaan staan

“Het leven jaagt geen angst meer aan. Ik heb al zo lang moeten kruipen, het laatste stuk zal ook wel gaan tot ik ga staan”. Dit gevoel kwam over me heen tijdens mijn burn out. Ik had al zoveel doorgemaakt en overleefd, dit zou ik ook echt wel kunnen. Maar ik zou moeten gaan staan om niet weer hetzelfde pad steeds opnieuw te blijven gaan. Niet meer leven vanuit angst, maar vanuit kracht. Ik ging intens met mezelf aan de slag. Ik leerde over mezelf en ik kreeg bruikbare handvatten hoe ik met mijn ervaringen in het leven kon omgaan. Niet om ze achter me te laten of weg te redeneren, maar om ze een gepaste plaats in mij te geven. Ik liep er niet langer voor weg, maar ik kwam tot de acceptatie dat ze bij mij hoorden. Voor altijd. En dat is oké. In plaats van voor mijn verleden weg te rennen, stopte ik en draaide ik om, om het verleden recht in de ogen aan te kijken. Het is namelijk wat het is; dit is mijn lot. Net zoals ieder ander zijn of haar eigen lot heeft. Daarna draaide ik om want wie met zijn gezicht naar het verleden blijft staan, staat met zijn rug naar de toekomst. Dit zorgde ervoor dat ik kon gaan staan. Niet langer wegduiken voor het leven, maar er vol in gaan staan. Struikelen, vallen, hard op mijn bek gaan en dan weer opstaan. Kruipen ga ik nooit meer doen, voor niemand. Ik ga me niet meer kleiner maken om anderen zich beter te laten voelen zodat ze me niet kunnen afwijzen. Dit is het, dit is wie ik ben. Met al mijn intens en “té” zijn. Met al mijn bagage die ik niet langer achter me aansleep, maar nu in zo’n superhandig opvouwbaar tasje in mijn zak heb. Ik ben er trots op. Niet op wat ik doe of gedaan heb, maar op wie ik ben. Een mens met het recht om voluit te leven en rechtop te lopen, net zoals ieder ander mens. De evolutie is er tenslotte niet voor niets, toch? Wie ben ik om me daartegen te verzetten? 😉 Het leven jaagt me geen angst meer aan; kom maar op met dat leven!

Wat als plagen als pesten voelt?

Pesten of plagen

De afgelopen tijd ben ik regelmatig in aanraking gekomen met kinderen en jongeren die gepest worden. Tenminste, dat vinden ze zelf. Hun omgeving brengt vaak de nuance aan dat ze vinden dat het kind het gevoel heeft dat het gepest wordt. Het is immers vaak helemaal niet zo bedoeld en het kind vat gewoon alles zo persoonlijk op. Het kind is er gewoon erg gevoelig voor. En ja, het kind is sowieso wel erg gevoelig. Dus conclusie: het kind zou minder gevoelig moeten worden en moeten kijken naar de intentie. Maar is dat wel zo? Frank de Mink heeft het mooi verwoord in zijn presentatie: “Het verschil tussen pesten en plagen zit niet in de intentie, maar in het gevoel dat het de ander geeft”. Als we er op die manier naar kijken, geeft dat ineens een totaal ander beeld.

Het is niet zo bedoeld

Wat veel volwassenen doen zodra een kind aangeeft dat het gepest wordt, is de situatie gaan terughalen en analyseren. We willen graag weten wat er precies gebeurd is, wat er is gezegd en door wie en ga zo maar door. Op basis van de door ons volwassenen verzamelde informatie vellen we dan het oordeel of het wel of geen pesten is geweest en wat er moet gebeuren. Zo kan het zijn dat het oordeel is dat het niet zo bedoeld is door het andere kind en dat er dus geen sprake is van pesten. Ergo: jouw gevoel klopt niet en mag er eigenlijk niet zijn. Punt. Of het kan zijn dat het andere kind verbaal veel sterker is en een draai geeft aan het verhaal waarbij de rollen worden omgedraaid. Een kind dat bijvoorbeeld stiekem een ander kind treitert tot het punt dat het kind ontploft en boos wordt. Het laatste wordt gezien waarbij het kind dat getreiterd wordt eindigt met straf. Doordat het boos is en vol emotie lukt het niet om uit te leggen dat het eerst getreiterd is. Ergo: jouw gedrag klopt niet en mag er niet zijn. Punt.

Eenzaam

Veel kinderen eindigen met een eenzaam en onveilig gevoel in bovenstaande situaties. Als we uitgaan van het principe dat het pesten is wanneer het zo voelt is dat heel begrijpelijk. Het kind voelt het als pesten, maar door de omgeving wordt gezegd dat het niet zo is en dat het zich dus niet zo hoeft te voelen. Verandert dat iets aan het gevoel? Nee. Maar toch is dat wat wij, volwassenen, verwachten. Dat het kind geen pijn meer voelt omdat wij zeggen dat het eigenlijk geen reden heeft om pijn te hebben. Vanuit goede bedoelingen natuurlijk, want we hopen echt dat het kind daardoor minder pijn heeft. Het gevolg is echter vaak dat een kind beslist om maar niets meer te zeggen. Zo was ik laatst met een meisje in gesprek dat al jaren gepest wordt. Ze zei me dat het tegenwoordig minder pijn doet dan eerst omdat ze inmiddels gewend is om deze pijn te voelen. Mijn hart breekt wanneer ik een kind zoiets hoor zeggen.

Gevoeligheid en pesten

Het verschil tussen hooggevoelige kinderen en minder gevoelige kinderen is natuurlijk onder andere hun gevoeligheid. Het feit dat er een verschil is, wordt door veel gevoelige kinderen geïnterpreteerd als: ‘ik ben anders’. Als we er vanuit gaan dat ca. 15-20% van de mensen (en dus ook van de kinderen) hooggevoelig is, dan betekent dat automatisch dat de overige ca. 80% minder gevoelig is. Hun beleving van de wereld is verschillend. Het minder gevoelige kind kan anders tegen bepaalde uitspraken aankijken dan het gevoelige kind. Het gevoelige kind is vaak behept met een zeer sterk rechtvaardigheidsgevoel. Dit kan een rol spelen omdat het kind zal opkomen voor wat in zijn ogen eerlijk is. Daarnaast kan het gevoelige kind zich sterk inleven en kan het vaak precies voelen wat iemand anders voelt. Dit is een reden waarom zeggen dat het gewoon terug moet pesten of slaan vaak niet werkt. Ze weten als geen ander hoe het voelt en willen dit absoluut een ander kind niet aandoen. Zelfs niet hun pestkop. Dat maakt hen immers net zo slecht en dat willen ze niet. Soms gaan ze tegen ouders of anderen zeggen dat ze het nu terug zijn gaan doen terwijl dat niet waar is omdat ze hen ook niet willen teleurstellen. Je kunt je wel voorstellen hoe dit voelt voor het kind.

Gevoelig voor afwijzing

Wanneer een hooggevoelig kind in een omgeving vertoeft die het als onveilig ervaart, is het mogelijk dat het een afwijzingsgevoeligheid ontwikkelt. (rejection sensitivity) Dit is iets dat ik vaak zie bij kinderen die gepest zijn. Hierdoor ontwikkelt het kind eigenlijk een soort “angst voor afwijzing”- bril dat het niet meer kan afzetten. Een hooggevoelig kind heeft normaal gezien sterke antennes waarmee het de wereld waarneemt en de informatie die binnenkomt wordt diepgaand verwerkt. Met die antennes voelt het: vind ik dit oké? Vind ik jou oké? Vind ik deze situatie oké? Op het moment dat de angst voor afwijzing-bril opgaat verandert de stand van deze antennes. Ze zijn vanaf dan ingesteld op: vind jij mij oké? Omdat er al sprake is van een onveilig beeld is de verwachting van het kind dat anderen hem of haar vast niet oké zullen vinden. De informatie die waargenomen wordt, wordt nu gekleurd door die verwachting.

Angst voor afwijzing-bril

De kunst om subtiele signalen op te kunnen vangen die past bij hooggevoeligheid wordt nu ingezet met dit doel. Door de bril echter worden die signalen anders geïnterpreteerd. Het kind gaat overal signalen zien die bevestigen dat anderen hem of haar niet oké vinden. Zoals een oud gezegde luidt: “Als je een hamer bent, zie je overal spijkers”. Dit is precies wat er bij het kind gebeurt. En zo ontstaan er steeds meer situaties waarin het kind de pijn voelt van gepest of achtergesteld worden maar anderen dit anders zullen beoordelen. Wat ook logisch is, want het kind heeft daadwerkelijk een andere beleving van de wereld die het waarneemt dan anderen. Echter kan het kind hier niets aan doen; het neemt daadwerkelijk dit waar. Als je dan te horen krijgt, keer op keer, dat je het verkeerd ziet zonder dat je begrijpt waarom, word je zo nog meer bevestigd in het feit dat anderen jou niet oké vinden. En zo komt het kind steeds vaster te zitten en meer en meer alleen te staan.

Waarom SoVa-training dan niet helpt

Wat veel gedaan wordt bij deze kinderen is ze een SoVa- training geven, want als ze maar wat sociaal vaardiger zouden zijn zouden ze zich niet zo snel gepest voelen. Of als ze wat beter voor zichzelf op zouden komen, dan voelen ze zich minder gepest. Dit is echter alleen gericht op vaardigheden aanleren. Het gaat voorbij aan het feit dat dit kind op een veel dieper level hulp nodig heeft. Het kind mag weer leren dat het helemaal oké is zoals het is. Zolang het kind dat niet leert, zal alles wat aan goed bedoelde trainingen zoals SoVa, Kanjer of Rots en Water, gewoon lijken af te ketsen op het kind. Het komt niet binnen en er verandert niets. En niet alleen dat, het zal het kind ook nog verder bevestigen in dat het niet goed genoeg is. Het moet immers kennelijk van alles leren. Het kind moet echter niet leren om sociaal vaardiger te worden, maar het kind mag leren van zichzelf te houden. Dit gaat eigenlijk net zo op voor de pester als het gepeste kind, want pesten komt vaak niet zomaar uit het niets. Wat als we deze kinderen niet zouden aanleren hoe ze zich sociaal moeten gedragen, maar wat als we kinderen leren om van zichzelf te houden en op die manier vanuit respect voor jezelf en de ander leert handelen? Zouden dan die sociale vaardigheden niet automatisch daaruit voortvloeien?

Goed genoeg

Ik behandel in mijn praktijk zowel kinderen als volwassenen. Wat mij enorm opvalt is dat bij bijna alle cliënten het vaak neerkomt op één en hetzelfde thema: ‘ik ben niet goed genoeg’. Ik kijk gisteren in de hitlijst van het moment en een groot gedeelte van de goed scorende liedjes gaan over hetzelfde thema: ik ben niet goed genoeg, ik hoor er niet bij of ik ben anders. Het is een menselijke worsteling die in het tijdperk van social media alleen maar groter en groter lijkt te worden. We richten ons steeds meer op erbij horen en raken daardoor de echte verbinding met elkaar kwijt. Zoals Brene Brown zo mooi aangeeft is erbij horen het tegenovergestelde van verbinding maken. Gevoelige mensen zijn juist op zoek naar die verbinding en daarvoor moet je dus het erbij willen horen loslaten. Dit veroorzaakt een flinke innerlijke strijd die vaak tot diep in de volwassenheid doorloopt. Het gevoel niet goed genoeg te zijn is een hele grote factor in het ontwikkelen van een burn out. Wat als we op jonge leeftijd al mee gaan geven dat iedereen anders is? Dat juist dat je doel is hier op aarde: het vorm geven aan jouw unieke anders zijn. Dat iedereen zich anders voelt en dat juist dat gegeven ons juist weer hetzelfde maakt: menselijk. We zijn allemaal anders en tegelijkertijd zijn we allemaal mens. Punt.